1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geurhinder veehouderijen: gemeente mag omgevingsvergunning weigeren vanwege twijfel aan rendementen luchtwassers

Geurhinder veehouderijen: gemeente mag omgevingsvergunning weigeren vanwege twijfel aan rendementen luchtwassers

Een omgevingsvergunning voor een veehouderij mag worden geweigerd als het bestuursorgaan betwijfelt of de geurrendementen uit de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) kunnen worden gehaald. Aldus de rechtbank Oost-Brabant in haar recente uitspraak van 14 maart 2019.
Leestijd 
Auteur artikel Jeroen Niederer
Gepubliceerd 01 mei 2019
Laatst gewijzigd 01 mei 2019

Feiten
Een agrariër wil een bestaande varkenshouderij omvormen naar een vleeskalverenhouderij en vraagt daarvoor een omgevingsvergunning aan. De aanvraag ziet op bouwen, milieu (revisie) en gebiedsbescherming. Onderdeel van de aanvraag is het realiseren van twee nieuwe dierenverblijven, beide voorzien van een gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologisch luchtwassysteem (BWL 2009.12.V3).

De gemeente was voornemens de omgevingsvergunning conform de aanvraag te verlenen; de benodigde verklaring van geen bezwaar van de provincie was al binnen.
Op 3 april 2018 is het rapport ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen’ (“de Evaluatie”) van Wageningen University & Research (“WUR”) gepubliceerd. Uit dit rapport volgt dat de veelgebruikte combi-luchtwassers aanzienlijk minder effectief zijn dan oorspronkelijk is aangenomen. Op 1 mei 2018 is de internetconsultatie Regeling tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij en de Regeling geurhinder en veehouderij (periodieke actualisatie emissiefactoren voor ammoniak en geur) gepubliceerd. Om te voorkomen dat de gemeente als gevolg van de publicatie de aanvraag geheel zou weigeren heeft de aanvrager op 15 mei 2018 aanvullende gegevens verstrekt en onderbouwd dat, door 589 dieren minder te houden dan aangevraagd, wordt voldaan aan de geurnormering ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De aanvrager heeft voorgesteld om de 589 dieren voorwaardelijk te vergunnen.
Op 5 juli 2018 is de genoemde wijzigingsregeling in de Tweede Kamer besproken.
Bij besluit van 10 juli 2018 heeft de gemeente de aanvraag om een revisieomgevingsvergunning voor de omschakeling gedeeltelijk verleend, en geweigerd voor het houden van 589 vleeskalveren.
Vervolgens is op 20 juli 2018 (na het bestreden besluit) de gewijzigde Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) in werking getreden. Hierbij zijn de emissiefactoren voor de combiluchtwassers die voor de vleeskalvenhouderij waren aangevraagd, niet gewijzigd ten opzichte van de internetconsultatie.

Procedure
De veehouder voert in beroep aan dat de aangevraagde omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd. Zij stelt dat de vergunningaanvraag past binnen de geurnormen van de Wgv. Bij het berekenen van de geurbelasting had het college moeten uitgaan van de rendementen die zijn opgenomen in de ten tijde van het besluit geldende Rgv.

Het college heeft met haar besluit juist vooruitgelopen op de wijziging van de Rgv en de nieuwe emissiefactoren voor gecombineerde luchtwassers. Het college beroept zich op het voorzorgsbeginsel van artikel 2.14, eerste lid, onder 2, sub a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), en op haar eigen kritische beoordeling van de Evaluatie en de Tweede Kamerbehandeling.

De rechtbank stelt voorop dat de Wgv het exclusieve toetsingskader vormt voor de beoordeling van geur bij vergunningplichtige veehouderijen. Het college mag in beginsel niet afwijken van de Wgv. Dit is slechts anders als er het bestaande wettelijke kader een risico voor de volksgezondheid onvoldoende ondervangt. Geurhinder kan een volksgezondheidsrisico met zich meebrengen. Het voorzorgsbeginsel brengt dan mee dat deze risico’s bij de beoordeling van de gevolgen voor het milieu worden betrokken. Vervolgens is het aan degene die zich op dit risico beroept om, aan de hand van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, aannemelijk te maken dat dit toetsingskader in de Wgv niet toereikend is om deze risico’s te voorkomen.

De rechtbank refereert vervolgens aan een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) van 28 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3885). In deze uitspraak oordeelt de Afdeling dat bij (ernstige) twijfels over het verwachte rendement van luchtwassers, het bestuursorgaan moet motiveren dat mag worden uitgegaan van de rendementen die zijn opgenomen in de Rgv.

Op het bevoegde gezag rust dus een plicht om voldoende te motiveren dat de in de Rgv opgenomen rendementen ook in de praktijk gehaald worden. De rechtbank overweegt vervolgens:

“Gelet op de Evaluatie, de bevestiging daarvan door de verantwoordelijke minister in de internetconsultatie en de behandeling van het voorstel tot wijziging van de Rgv in de Tweede Kamer, heeft verweerder mogen aannemen dat het exclusieve wettelijke toetsingskader van de Wgv in deze zaak niet toereikend is om onaanvaardbare risico’s te voorkomen. Eiseres heeft in dit verband nog opgemerkt dat er ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog kritiek was op de Evaluatie en de representativiteit van de uitgevoerde onderzoeken. De rechtbank neemt echter in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat hij zelf de Evaluatie kritisch heeft onderzocht. Onder deze omstandigheden mocht verweerder in dit geval de gevraagde omgevingsvergunning gedeeltelijk weigeren vanwege het voorzorgsbeginsel en de risico’s voor de volksgezondheid ondanks dat de aanvraag in overeenstemming was met de Rgv en de Wgv ten tijde van het bestreden besluit. De beroepsgrond faalt.”

Het college heeft dus terecht de aangevraagde omgevingsvergunning gedeeltelijk geweigerd. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Conclusie
Deze uitspraak is vooral van belang voor procedures die nog liepen ten tijde van de discussie over het rendement van de luchtwassers en de aanpassing van de regelgeving. Nieuwe aanvragen moeten sowieso worden beoordeeld op basis van de gewijzigde Regeling. Maar ook een omgevingsvergunning die kort voor de inwerkingtreding van de gewijzigde Regeling is verleend kan niet zomaar op basis van de oude Regeling worden verleend. De Evaluatie en de Internetconsultatie behoren voor het bevoegd gezag aanleiding te zijn om kritisch te bezien of het “oude” toetsingskader wel toereikend was. 

Vragen
Heeft u vragen over vragen over de Wet geurhinder en veehouderij? Of wilt u opkomen tegen stankoverlast veroorzaakt door een nabijgelegen veehouderij? Belt of mailt u met mr. Hanna Zeilmaker of mr. Jeroen Niederer. Wij helpen u graag verder.