1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Groen licht Commissie Gelijke Behandeling voor convenant Verbond van Verzekeraars dekking uitlooprisico

Groen licht Commissie Gelijke Behandeling voor convenant Verbond van Verzekeraars dekking uitlooprisico

Het Verbond van Verzekeraars (het VvV) heeft de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: de CGB) gevraagd of het conceptconvenant in- en uitlooprisico van arbeidsongeschikte werknemers een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte oplevert. In dit convenant zijn afspraken opgenomen over het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De CGB heeft op 9 december 2011 geconcludeerd dat het VvV met dit convenant geen verboden onderscheid...
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 19 april 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het Verbond van Verzekeraars (het VvV) heeft de Commissie Gelijke Behandeling (hierna: de CGB) gevraagd of het conceptconvenant in- en uitlooprisico van arbeidsongeschikte werknemers een verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte oplevert. In dit convenant zijn afspraken opgenomen over het arbeidsongeschiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De CGB heeft op 9 december 2011 geconcludeerd dat het VvV met dit convenant geen verboden onderscheid maakt.

Convenant

Het conceptconvenant is een uitwerking van het principeakkoord tussen het VvV en het ministerie van SZW en ziet op de bescherming van de rechten van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer bij wisseling van baan of pensioenuitvoerder. Het convenant is erop gericht dat ook mensen met een gezondheidsbeperking vrijelijk kunnen wisselen van baan zonder angst uitgesloten te worden van pensioendeelname. Het conceptconvenant is het antwoord op de constatering van het kabinet dat de gehanteerde uitsluitingsclausules (zoals de brandend huis-clausule en de carenzperioden) een belemmering opleveren voor de toegang tot betaalde arbeid. Het kabinet wenst een verbetering van de positie van de arbeidsongeschikte medewerker. Het VvV heeft aangeboden om tot een voor de praktijk hanteerbare oplossing te komen via zelfregulering.

Wat houdt dit convenant kort gezegd in? Het convenant biedt allereerst uitloopdekking voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Hierdoor verliest de zieke of arbeidsongeschikte medewerker bij verandering van baan geen bestaande rechten. De nieuwe werkgever heeft bij uitloopdekking met betrekking tot het inlooprisico een soort no-riskpolis, waardoor hij de zieke of arbeidsongeschikte medewerker niet tegen hoge kosten hoeft op te nemen in de pensioenregeling. Daarnaast gaat het convenant bij premievrijstelling uit van de mogelijkheid dat de oude pensioenuitvoerder de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid na baanwisseling zal voortzetten tot het arbeidsongeschiktheidsniveau op het moment van uittreding bij de oude pensioenuitvoerder. De nieuwe pensioenuitvoerder biedt dekking voor premievrijstelling op basis van het loon dat de werknemer met zijn restcapaciteit verdient.

Geen verboden discriminatie

Kernvraag is hoe het convenant, waarin wordt uitgegaan van een systeem van uitloopdekking met uitsluiting van inlooprisico, zich verhoudt tot de verplichting tot gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte. Het convenant levert namelijk ongelijke behandeling op voor de arbeidsongeschikte medewerker die onder zijn oude dienstverband geen (of een minder gunstig) arbeidsongeschiktheidspensioen heeft. Deze medewerker valt volgens het convenant weliswaar onder de uitloopdekking, maar zal in verband met de uitsluiting van het inlooprisico geen recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen hebben. Dit in tegenstelling tot de medewerker die niet arbeidsongeschikt was toen hij bij diezelfde werkgever is gaan werken en nadien arbeidsongeschikt is geworden.

Dit aspect van dekking van het uitlooprisico door de verzekeraar levert volgens de CGB geen verboden onderscheid op. Weliswaar is sprake van indirect onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte, maar hiervoor bestaat een objectieve rechtvaardiging. Eén van de overwegingen in dit kader is dat er geen alternatief middel mogelijk is. Weliswaar zou alternatief kunnen zijn het óók dekken van het inlooprisico, maar dit alternatief staat op gespannen voet met het wettelijk uitgangspunt bij verzekeringsovereenkomsten dat op het moment van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst geen zekerheid mag bestaan over het al dan niet doen van een uitkering (artikel 7:925 BW). Bovendien zou een dekking van het inlooprisico voor met name werkgevers in het MKB tot een onaanvaardbaar hoge premiestijging leiden.

Het aspect van de premievrijstelling levert volgens de CGB eveneens geen verboden discriminatie op, omdat het convenant op dit punt überhaupt geen onderscheid maakt tussen enerzijds medewerkers die bij indiensttreding al gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en anderzijds medewerkers die nadien arbeidsongeschikt worden.

Groen licht ook voor pensioenfondsen?  

Het VvV heeft dus groen licht van de CGB gekregen. De Pensioenfederatie heeft daarentegen geen groen licht gekregen. De CGB concludeert namelijk dat de wettelijke belemmering voor verzekeraars voor dekking van het inlooprisico (artikel 7:925 BW), niet opgaat voor pensioenfondsen. Met andere woorden: pensioenfondsen kunnen volgens CGB wèl uitwijken naar het alternatief van een dekking van het inlooprisico. Of het bezwaarlijk is dit inlooprisico te dekken (bijvoorbeeld met het oog op de premiedruk) kan volgens CGB niet in algemene zin beantwoord worden. Dekking van het uitlooprisico door pensioenfondsen, zoals voorgesteld in het conceptconvenant, kan dus volgens CGB verboden onderscheid opleveren. 

Overigens valt mijns inziens te betwijfelen of dit oordeel van de CGB, voor zover het pensioenfondsen betreft, wel juist is. De in artikel 7:925 BW verwoorde wettelijke belemmering geldt  namelijk voor verzekeringsovereenkomsten. Ook pensioenfondsen sluiten verzekeringsovereenkomsten, terwijl deze bepaling niet expliciet in de Pensioenwet wordt uitgesloten voor pensioenfondsen (artikel 5 Pensioenwet). Daarenboven zou een dekking van het inlooprisico tot een onaanvaardbare hoge premiedruk kunnen leiden. In deze tijden, waar premiestijgingen als gevolg van (onder meer) de vergrijzing en de lage rentestand aan de orde van de dag zijn, lijkt een verdere verhoging van de premie door introductie van dekking van het inlooprisico onaanvaardbaar. Wellicht biedt dit laatste een argument voor een pensioenfonds dat in zijn specifieke situatie uitvoering van het convenant geen verboden onderscheid oplevert.

Het oordeel van de CGB vormt in ieder geval een lastig issue in de afronding van het convenant. De praktijk zal moeten uitwijzen of naast het VvV ook de Pensioenfederatie (mogelijk tegen het oordeel van de CGB in) tot ondertekening van dit convenant overgaat. Blijft ondertekening uit, dan zal de wetgever wellicht alsnog een wettelijke bepaling in het leven roepen ter (verdere) bescherming van de arbeidsongeschikte medewerker.

Tot slot

Discriminatie in pensioenregelingen is vaak onderwerp van discussie. In het conceptconvenant speelde de (on)gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Een andere veelvoorkomende discussie over (on)gelijke behandeling ziet op het onderscheid naar leeftijd of geslacht, bijvoorbeeld in het kader van hantering van de leeftijdsafhankelijke werknemerspremie en de kostwinnersfranchise. Via onze kennisportal wordt u van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gelijke behandeling op de hoogte gehouden.