1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Herziening Financieel Toetsingskader: follow up Klijnsma (1)

Herziening Financieel Toetsingskader: follow up Klijnsma

In eerdere bijdragen op dit kennisportal is aandacht besteed aan het voorontwerp over de herziening van het financieel toetsingskader betreffende de inrichting van een nieuw pensioenstelsel. Inmiddels heeft een internetconsultatie plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in het besluit van staatssecretaris Klijnsma een zogenoemde tussenvariant te introduceren. Klijnsma heeft dit toegelicht in haar brief van 1 oktober 2013. In deze bijdrage laat ik mij kritisch uit over dit voornemen.Voorontwerp...
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 24 oktober 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In eerdere bijdragen op dit kennisportal is aandacht besteed aan het voorontwerp over de herziening van het financieel toetsingskader betreffende de inrichting van een nieuw pensioenstelsel. Inmiddels heeft een internetconsultatie plaatsgevonden, die heeft geresulteerd in het besluit van staatssecretaris Klijnsma een zogenoemde tussenvariant te introduceren. Klijnsma heeft dit toegelicht in haar brief van 1 oktober 2013. In deze bijdrage laat ik mij kritisch uit over dit voornemen.

Voorontwerp: keuze tussen twee contracten

In het voorontwerp stonden twee contracten verwoord, het nominale en reële pensioencontract. Beide contracten kennen beperkingen. Zo kunnen in het nominale contract financiële schokken niet goed gespreid worden en is er onvoldoende ruimte voor beleggingsbeleid op lange termijn, terwijl die ruimte juist nodig is om te kunnen indexeren. Het reële contract biedt aan pensioenfondsen slechts beperkte keuzemogelijkheid om de ambitie (koopkrachtbehoud) te kunnen waarmaken. Daarnaast bleek uit de internetconsultatie dat twee contracten heldere communicatie bemoeilijkt en voorts leidt tot hogere uitvoeringskosten. Met name laatstgenoemde bezwaren waren veelgehoord, ook bij de Pensioenfederatie.

Toch één tussenvariant

Aan deze bezwaren is Klijnsma tegemoet gekomen door het systeem van twee contracten los te laten en uit te gaan van één tussenvariant. Belangrijke elementen die Klijnsma wil laten terugkomen in deze tussenvariant zijn:

-          toepassing van de spreidingsmethodiek voor financiële schokken. Dit element is wellicht ingegeven door de recente kortingsmaatregelen waarmee een groot aantal deelnemers en pensioengerechtigden de afgelopen periode geconfronteerd zijn;

-          introductie van duidelijke en eerlijke verdeelregels rond de indexatie, zodat de buffer over jong en oud eerlijk wordt verdeeld;

-          een stabiele en kostendekkende premie. Het belang van stabiele koopkracht en loonkosten wordt onderschreven. De premie wordt dan niet langer (zoals in het voorontwerp) gebaseerd op de actuele rente, maar er wordt gekozen voor de geleidelijkheid van een tienjaarsrentemiddeling. Net zoals in het huidige toetsingskader blijft het dan mogelijk om de rente waarop de premie wordt gebaseerd te middelen over de afgelopen 10 jaar;

-          robuuste sturingselementen (dus bijvoorbeeld geen afhankelijkheid van dagkoersen);

-          het korten op pensioen bij financiële nood blijft een uiterste middel.

Door toepassing van deze elementen kunnen volgens Klijnsma schokken als gevolg van een stijgende levensverwachting of ontwikkelingen op de financiële markten beter worden gespreid en zijn fondsen beter in staat om een beleggingsbeleid te voeren dat nodig is om geïndexeerde pensioenen te financieren.

Eén pensioencontract: een doekje voor het bloeden?

Wat betekent dit nu voor de twee pensioencontracten die Klijnsma eerder voorstelde, het nominale en reële pensioencontract? Wordt één van deze twee contracten als optie geschrapt? Klijnsma merkt op dat haar tussenvariant niet is aan te merken als nominaal of reëel, maar juist de voordelen verbindt van beide modellen. De tussenvariant is volgens Klijnsma gericht op het realiseren van een geïndexeerde pensioentoezegging. De tussenvariant lijkt geen fundamentele wijziging van het huidige pensioenstelsel en dit is toch wel opmerkelijk. Zeker vanuit de uitvoeringskant wordt het belang van een reëel pensioencontract juist onderschreven. Zo pleit het pensioenfonds Zorg en Welzijn voor een reëel contract.

Het huidige systeem waarin een nominale aanspraak zonder indexering wordt toegezegd wordt inmiddels door velen - gelet op de kortingsmaatregelen en het uitblijven van indexaties - als een schijnzekerheid gezien.  Bovendien wordt volgens het huidige systeem de premie fors onder druk gezet. Desalniettemin lijkt Klijnsma, ook al noemt zij dit niet met zoveel woorden in haar brief, hieraan in de kern vast te houden. Haar keuze voor de tussenvariant is de makkelijkste weg, alleen al om discussie over de invaarproblematiek te voorkomen, maar naar mijn mening waarschijnlijk een doodlopende weg.  Hoe kan bijvoorbeeld een stabiele, kostendekkende premie worden gegarandeerd, indien tegelijkertijd - ondanks de nog steeds stijgende levensverwachting en de vergrijzing - een geïndexeerde nominale pensioenaanspraak wordt toegezegd? Rekenkundig kunnen dan weliswaar diverse rekentools worden toegepast (zoals bijvoorbeeld een rentemiddeling), maar wie houden we daarmee voor de gek?  Feit is immers dat op enig moment de toegezegde pensioenen moeten worden uitgekeerd en daarvoor daadwerkelijk het benodigde geld in de pensioenkas moet zitten.

Bovendien: de rentemiddeling kan op enig moment juist een averechts effect hebben, bijvoorbeeld als de rente weer gaat stijgen boven het gemiddelde.

Wellicht dat Klijnsma voor het voorgaande de beoogde aanpassing van het Witteveenkader als dé oplossing ziet, omdat de premielast als gevolg van deze aanpassing (door de beperktere fiscale faciliering van pensioenopbouw) met circa 6 miljard zou moeten afnemen. Daarmee gaat Klijnsma er echter gemakshalve aan voorbij dat een beperktere pensioenopbouw (die overigens uitsluitend de werkzame deelnemers raakt) mogelijk een opwaarts effect heeft op andere looncomponenten; het zou mij niets verbazen dat een beperktere pensioenopbouw discussie over een salarisverhoging of een andere verdeling werkgevers-werknemersaandeel pensioenpremie in de hand werkt. Hoe staan de sociale partners hierin?

Solidariteitsvraagstukken, zeker waar het de verhouding jong/oud betreft en werkend/niet-werkend, worden hiermee opnieuw naar de toekomst geschoven. Of dat wijs is, betwijfel ik. Ik ben ervan overtuigd dat zodra de dekkingsgraden van de pensioenfondsen weer een somber(der) beeld vertonen, we ons opnieuw gaan afvragen waarom er niet eerder is gekozen voor een nieuw financieel toetsingskader dat daadwerkelijk hervormt. Dan loopt men in ieder geval achter de feiten aan. Veel verstandiger is bloeden op voorhand te voorkomen, ook al lijkt dat in de eerste beleving van een aantal betrokkenen te veel pijn te doen. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Wetsvoorstel

De verdere uitwerking van dit voorstel moet nog plaatsvinden. Klijnsma streeft nog steeds naar indiening van een wetsvoorstel vóór het kerstreces, opdat de wetswijziging daadwerkelijk één jaar later, per 1 januari 2015 wordt ingevoerd. Via dit kennisportal blijven wij u op de hoogte houden van deze pensioenontwikkelingen.