In een eerdere blog heb ik diverse aandachtspunten bij de nieuwe Woo op een rij gezet. Op 8 juli 2022 heeft de minister van BZK in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer een update gegeven over de implementatie van de Woo. Hierna bespreek ik vier onderwerpen uit deze brief.
1. Passieve openbaarmaking (Woo-verzoeken)
De minister besteedt allereerst aandacht aan (de voortgang van) de maatregelen die in gang zijn gezet om de afhandeling van Woo-verzoeken te verbeteren. In dit verband benoemt de minister een probleem uit de praktijk: “Er moet echter geconstateerd worden dat de tijdige en adequate uitvoering van informatieverzoeken al geruime tijd rijksbreed onder druk staat. Het recentelijk verschenen rapport Ondraaglijk traag [vindplaats in de brief] laat zien dat in veel gevallen de wettelijk voorgeschreven termijn voor de afhandeling van Woo-verzoeken door departementen niet wordt gehaald.”
Om dit probleem aan te pakken, zijn er verschillende processen in gang gezet. Zo is op rijksniveau het generieke actieplan ‘Open op Orde’ opgesteld, een meerjarig traject dat op termijn voor verbetering zou moeten zorgen. Het kabinet investeert in dit actieplan “een substantieel bedrag”. Als concrete verbetermaatregelen noemt de minister onder meer:
- de verbetering van de inrichting van nieuwe dossiers;
- de aanschaf van gemeenschappelijke software voor het ontdubbelen en anonimiseren van documenten;
- de verbetering van e-mailarchivering;
- nauwere ondersteuning van rijksorganisaties door het Nationaal Archief bij het duurzaam toegankelijk maken en houden van informatie; en
- (verdere) uitbreiding van de capaciteit bij de diverse departementen.
Verder meldt de minister dat zij jaarlijks gaat rapporteren over de doorlooptijden van Woo-verzoeken. Dit ten behoeve van monitoring en sturing. De Woo-cijfers zullen vanaf 2023 worden opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) die in mei verschijnt.
2. Actieve openbaarmaking
Zoals in mijn eerdere blog gezegd, zijn bestuursorganen onder de Woo verplicht om bepaalde categorieën informatie uit eigen beweging geheel of gedeeltelijk openbaar te maken, zoals de meeste beschikkingen (artikel 3.3 Woo). Die verplichting tot actieve openbaarmaking is niet per 1 mei 2022 in werking getreden, maar treedt op een later moment gefaseerd in werking (artikel 10.3 Woo). Uiteindelijk gaat het om zeventien gespecificeerde informatiecategorieën die op termijn door middel van het Platform Open Overheidsinformatie (hierna: ‘het platform’) actief openbaar moeten worden gemaakt. In dit verband deelt de minister mede dat er inmiddels een ‘implementatiestrategie actieve openbaarmaking’ is vastgesteld in de bestuurlijke stuurgroep Platform Open Overheidsinformatie (hierna: ‘de stuurgroep’). De implementatiestrategie komt in hoofdlijnen op het volgende neer:
- Fasering vindt primair plaats op basis van informatiecategorie, niet op basis van bestuurslagen. Implementatie vindt daarom (na besluitvorming in de stuurgroep) overheidsbreed categoriegewijs plaats. Per informatiecategorie wordt gestart met een voorbereidingsfase, waarna het platform voor die categorie wordt opengesteld. Vanaf dat moment kunnen bestuursorganen informatie in die categorie gaan aanleveren, op voorwaarde dat aan de (technische) aanlevereisen wordt voldaan. Pas wanneer de aanlevering van een informatiecategorie zich in de praktijk heeft bewezen bij een representatief deel van de bestuursorganen, wordt een verplichtingsdatum voor die categorie overeengekomen in de stuurgroep en bij koninklijk besluit vastgesteld. Dit implementatieproces kan voor verschillende informatiecategorieën deels parallel verlopen.
NB Ik kan het niet laten om hier op te merken (of te verzuchten): ging men bij Omgevingswet ook maar zo te werk. Het digitale fundament voor de uitvoering van een wet eerst grondig testen in de praktijk en pas na representatief bewijs dat het goed werkt, komt de inwerkingtreding van wettelijke verplichtingen in beeld. Dat maakt mijns inziens het verschil tussen wetgeving en goede wetgeving (in de zin van: goed uitvoerbaar en daarmee werkbaar voor burger, bedrijf en overheid). In mijn optiek hoort de vraag of een wet uitvoerbaar en handhaafbaar is gedurende het gehele wetgevingstraject centraal te staan. En die vraag is zeker een essentieel onderdeel van de eerlijke eindcontrole door de wetgever (oftewel: de controle vóórdat een wet in werking treedt en burgers en bedrijven bindt). Onderdeel van die eerlijke eindcontrole is ook de samenhangende vraag of het ‘wettelijk eindproduct’ daadwerkelijk beantwoordt/voldoet aan de vooraf gestelde doelstellingen. Deze eindcontrole dient onder meer als tegenwicht tegen tunnelvisie die gaandeweg in een (politiek) wetgevingsproces kan sluipen. Dit gezegd hebbende, terug naar de Woo.
- Er wordt stapsgewijs te werk gegaan: er wordt van tevoren geen totaalvolgorde of -tijdpad voor alle informatiecategorieën vastgelegd. Meer dan duizend zeer diverse bestuursorganen moeten zich voorbereiden om zeventien uiteenlopende categorieën informatie actief openbaar te maken door middel van een platform dat nog in ontwikkeling is. Dit vergt een flinke aanpassing van de interne informatiehuishouding en de administratieve processen binnen die organisaties. Een stapsgewijze aanpak acht de minister daarom het meest passend. Dit betekent dat er gestart wordt met de implementatie van een beperkt aantal informatiecategorieën. Naar verwachting is het volgens de minister in 2023 mogelijk om een eerste totaalplanning op te stellen.
- Bestuursorganen kunnen vooruitlopen op de ‘officiële’ fasering die wordt gehanteerd voor het platform, door documenten openbaar te maken op een eigen webomgeving.
- Doel is heldere sturing en het borgen van draagvlak: alle stappen in de implementatie worden voorbereid en doorlopen in nauw overleg met de betrokken overheidsorganen.
De minister meldt dat na consultatie van betrokken bestuursorganen in de stuurgroep is besloten om de volgende vier informatiecategorieën als eerste in het implementatietraject ter hand te nemen:
-
- bereikbaarheidsgegevens van het bestuursorgaan en wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend (artikel 3.3 lid 1 onder e Woo);
- vergaderstukken van vertegenwoordigende lichamen van decentrale overheden (artikel 3.3 lid 2 onder c Woo);
- convenanten (artikel 3.3 lid 2 onder f Woo); en
- Woo-verzoeken, inclusief de schriftelijke beslissingen op die verzoeken en de daarbij verstrekte informatie (artikel 3.3 lid 2 onder i Woo). Hierbij merkt de minister op dat deze categorie technisch complexer is dan de eerste drie categorieën. Het zal daardoor naar verwachting een langere voorbereiding vergen voordat het platform voor deze categorie opengesteld kan worden.
3. Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding
In mijn eerdere blog ben ik op dit adviescollege niet ingegaan. De spelregels voor dit nieuwe onafhankelijke college staan in hoofdstuk 7 van de Woo. Het adviescollege heeft onder meer als taak om de regering en beide Kamers gevraagd én ongevraagd te adviseren over de uitvoering van de regels over openbaarmaking van publieke informatie (artikel 7.2 lid 1 Woo). Daarnaast adviseert het adviescollege bestuursorganen naar aanleiding van klachten die (o.a.) journalisten en wetenschappers bij het college kunnen indienen over de wijze waarop bestuursorganen publieke informatie openbaar maken (artikel 7.2 lid 4 Woo).
De update van de minister op dit punt: inmiddels zijn er een voorzitter en twee andere personen benoemd als leden van het adviescollege, en de procedure rondom twee andere leden loopt nog (vgl. artikel 7.1 Woo).
4. Toezeggingen
Tot slot staat de minister stil bij verschillende toezeggingen die haar ambtsvoorganger heeft gedaan tijdens de behandeling van de Woo. Eén toezegging licht ik er hier uit, omdat die een leemte in de Woo aankaart.
Het gaat om artikel 5.2 lid 3 Woo. Artikel 5.2 Woo regelt hoe bestuursorganen moeten omgaan met documenten die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Lid 1 bevat de hoofdregel die zegt dat persoonlijke beleidsopvattingen uit stukken die zijn opgemaakt voor intern beraad, niet openbaar zijn. Lid 3 bevat een uitzondering op deze hoofdregel. Dat lid bepaalt namelijk dat diverse bestuursorganen verplicht zijn om informatie te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad. Lid 3 somt de bestuursorganen op voor wie deze verplichting geldt. Samengevat gaat het om bestuursorganen van Rijk, provincie en gemeente.
De waterschappen worden in lid 3 echter niet genoemd. Abusievelijk, want de minister herhaalt dat het de bedoeling is de waterschappen aan artikel 5.2 lid 3 Woo toe te voegen. Daarvoor heeft zich echter nog geen gelegenheid voorgedaan, aldus de minister. Deze toevoeging vereist ook een formele wetswijziging.
Wilt u meer weten over de Wet open overheid? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.