1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor rechtshandelingen B.V. i.o.

Hoofdelijke aansprakelijkheid voor rechtshandelingen B.V. i.o.

A en B drijven samen een bouwonderneming in een besloten vennootschap in oprichting (‘BVio'). X en Y hebben met BVio een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De bouw van de woning vangt aan en meerdere aannemingstermijnen worden door X en Y voldaan. Op een gegeven moment staakt BVio echter zonder enig overleg de bouwwerkzaamheden en laten A en B niet alleen zichzelf, maar ook BVio uitschrijven uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. X en Y vorderen bij de rechter nakomi...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 07 februari 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
A en B drijven samen een bouwonderneming in een besloten vennootschap in oprichting (‘BVio'). X en Y hebben met BVio een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De bouw van de woning vangt aan en meerdere aannemingstermijnen worden door X en Y voldaan. Op een gegeven moment staakt BVio echter zonder enig overleg de bouwwerkzaamheden en laten A en B niet alleen zichzelf, maar ook BVio uitschrijven uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

X en Y vorderen bij de rechter nakoming van de gesloten overeenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom en vergoeding van de door hen geleden schade.
De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen toe en motiveert dit als volgt: "BVio is een besloten vennootschap in oprichting en op grond van het bepaalde in art. 2:203 lid 2 BW zijn degenen die een rechtshandeling verrichten namens een op te richten besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, daardoor hoofdelijk verbonden, tenzij met betrekking tot die rechtshandeling uitdrukkelijk anders is bedongen. Nu omtrent dit laatste niets is gesteld, noch anders is gebleken, zijn gedaagden als degenen die namens BVio hebben gehandeld hoofdelijk verbonden".

In geval van handelen met èn namens een besloten vennootschap in oprichting zal altijd de nodige voorzichtigheid moeten worden betracht. Niet alleen door de wederpartij, maar ook door degenen die handelen namens de besloten vennootschap in oprichting. De vennootschap in oprichting biedt immers, anders dan een opgerichte vennootschap, geen bescherming tegen rechtstreekse aanspraken van schuldeisers. In de praktijk bestaat evenwel behoefte aan de mogelijkheid om vóór daadwerkelijke oprichting van een vennootschap namens deze rechtshandelingen te verrichten, hetgeen door de wetgever is geregeld in bovengenoemd wetsartikel.

Let dus op:óók wanneer een besloten vennootschap in oprichting niet zoals in het onderhavige geval "van de aardbodem verdwijnt", maar indien eenvoudigweg blijkt dat deze niet zal worden opgericht om welke reden dan ook, zijn de degenen die feitelijk namens de vennootschap in oprichting hebben gehandeld hiervoor (hoofdelijk) aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid is overigens niet van dwingend recht: lid 2 van art. 2:203 BW biedt de mogelijkheid uitdrukkelijk te bedingen dat in dat specifieke geval geen aansprakelijkheid bestaat. In de praktijk wordt hier echter weinig gebruik van gemaakt; immers, wederpartijen zullen niet snel zijn geneigd met een dergelijk beding akkoord te gaan omdat - indien alsdan niet wordt nagekomen - zij geen van de partijen daarvoor aansprakelijk kunnen stellen.