1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Last en bestuurlijke boete op grond van de Woningwet onderuit

Last en bestuurlijke boete op grond van de Woningwet onderuit

Op 20 januari 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘de Afdeling’) uitspraak gedaan in een handhavingszaak tussen het college van b&w van Utrecht (‘het college’) en een pandeigenaar (ECLI:NL:RVS:2021:101).
Leestijd 
Auteur artikel Jelmer Keur
Gepubliceerd 24 januari 2021
Laatst gewijzigd 25 januari 2021

Wat speelde er?

Toezichthouders van de gemeente hebben in 2017 en 2018 een pand van de eigenaar geïnspecteerd. Volgens het college is uit die inspecties gebleken dat er bouwkundige en technische gebreken zijn en dat het pand niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Het ging om problemen met de boeiboorden, het schilderwerk, de cv-installatie, het ontbreken van een dakpan en een schuifraam. Dat alles levert volgens het college een overtreding op van artikel 1b van de Woningwet. Dit artikel verbiedt (o.a.) dat bij bestaande bebouwing in strijd wordt gehandeld met voorschriften/artikelen uit het Bouwbesluit 2012. Ook is het in stand laten van een bouwwerk in strijd met deze voorschriften verboden.

Het college heeft de pandeigenaar met een last onder dwangsom van € 7.500,00 opgedragen om de geconstateerde gebreken te herstellen. Daarnaast heeft het college een bestuurlijke boete opgelegd van                 € 4.000,00, omdat de eigenaar binnen een periode van twee jaar tweemaal artikel 1b van de Woningwet heeft overtreden. Een boete wegens recidive dus. Artikel 92a van de Woningwet geeft het college in dat geval een boetebevoegdheid. Let wel: op grond van artikel 92a kan onder omstandigheden een boete worden opgelegd van maximaal € 21.750,00 (bedrag per 1 januari 2020).

Uitkomst bezwaar en beroep

De pandeigenaar heeft de last onder dwangsom en de boete aangevochten. En met succes. De bezwaar- en beroepsfase hebben namelijk tot gevolg dat het college de last onder dwangsom op verschillende punten aanpast. Uiteindelijk blijft van de (vermeende) gebreken alleen de ontbrekende dakpan over en wordt de dwangsom verlaagd van € 7.500,00 naar € 1.000,00. De boete van € 4.000,00 laten het college en de rechtbank echter in stand. Al met al een dure dakpan dus.

Oordeel Afdeling

De titel van dit blog verraadt de uitkomst van het hoger beroep al: de last en de boete sneuvelen. Hierbij draait het om de artikelen 3.25 en 3.26 van het Bouwbesluit 2012. Volgens het college en de rechtbank heeft de pandeigenaar in strijd met deze artikelen gehandeld, wat resulteert in een overtreding van het verbod uit artikel 1b van de Woningwet.

Artikel 3.25 eist dat de vorming van allergenen door vocht in verblijfs-, toilet- en badruimten voldoende wordt beperkt. Op grond van artikel 3.25 in samenhang met artikel 3.26 wordt aan deze eis voldaan, wanneer aan de hand van de norm NEN 2778 is bepaald dat de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk waterdicht is. Er moet volgens de Afdeling dus eerst worden bepaald of de scheidingsconstructie waterdicht is, voordat sprake kan zijn van een overtreding van artikel 3.25. Hiervoor is, anders dan de rechtbank meende, de enkele vaststelling dat een dakpan ontbreekt niet voldoende. Het college heeft de scheidingsconstructie niet beoordeeld aan de hand van NEN 2778, noch aan de hand van een andere bepalingsmethode. Verder is tijdens geen van de controles van het pand een lekkage vastgesteld.

De Afdeling concludeert dan ook dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de pandeigenaar als gevolg van het ontbreken van een dakpan artikel 3.25 van het Bouwbesluit 2012 heeft overtreden. Het college was dus niet bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. Evenmin was het college bevoegd om op grond van artikel 92a van de Woningwet een boete op te leggen. Kortom, een streep door zowel de last als de boete.

De les

Deze uitspraak toont nog maar eens dat de Afdeling vol/indringend toetst of sprake is van een overtreding. Voor de bestuurlijke boete geldt bovendien dat op het bestuursorgaan niet alleen de bewijslast van een overtreding rust, maar bij twijfel moet de betrokkene ook het voordeel van de twijfel krijgen (zie bijv. ECLI:NL:RVS:2016:108). De bestuurlijke boete is immers een bestraffende sanctie die beoogt leed toe te voegen, wat maakt dat de waarborgen uit artikel 6 lid 2 van het EVRM gelden.

Wilt u meer weten over bestuurlijke boetes of handhaving in brede zin? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.