1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Ministerie van VWS miskent effecten en rol cessieverbod

Ministerie van VWS miskent effecten en rol cessieverbod

Dit jaar hanteren bijna alle zorgverzekeraars een cessieverbod en een verbod op directe betaling op rekening van de zorgaanbieder. Dit leidt niet alleen tot verspilling van duizenden euro’s aan zorggeld, maar ook tot grote problemen voor zorgaanbieders en patiënten. Het ministerie van VWS lijkt totaal geen zicht te hebben op de gevolgen die het cessieverbod heeft voor de marktverhoudingen.
Leestijd 
Auteur artikel Pascalle Boerrigter
Gepubliceerd 31 januari 2019
Laatst gewijzigd 31 januari 2019

De gevolgen van het cessieverbod

Kort samengevat zorgt het cessieverbod ervoor dat patiënten die worden behandeld door een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, niet meer aan die zorgaanbieder mogen vragen om de rekening rechtstreeks bij de zorgverzekeraar in te dienen. Zij moeten zélf de rekening indienen en de zorgverzekeraar betaalt de kosten van de behandeling vervolgens uit aan de patiënt. Die moet het bedrag dan weer overmaken aan de zorgaanbieder. In onze eerdere blog schreven we al over de problemen die het cessieverbod en het verbod op directe betaling in de zorg met zich brengen. Het behoeft geen toelichting dat het niet verantwoord is om een ex-verslaafde die net is behandeld duizenden euro’s op zijn rekening te storten. Dat zorggeld niet op de juiste plek terecht komt als het wordt overgemaakt naar een patiënt die in de schuldsanering zit. Dat wijkverpleegkundigen kostbare tijd kwijt zijn om samen met een patiënt van 94 die niet kan internetbankieren te regelen dat het geld van de rekening van de patiënt wordt overgeschreven naar de rekening van de zorgaanbieder. Kortom: het cessieverbod brengt voor zorgaanbieders, patiënten, de maatschappij én uiteindelijk ook voor de zorgverzekeraar grote problemen met zich mee en leidt tot verspilling van zorggeld.

Wat zeggen zorgverzekeraars?

Zorgverzekeraars proberen het cessieverbod goed te praten door aan te voeren dat zij op die manier ‘bewustwording’ bij patiënten willen creëren over de kosten van de zorg. Ook fungeert de patiënt volgens zorgverzekeraars als een soort ‘controleschakel’.  Op die argumenten is een hoop af te dingen. Als het zien van een ingewikkelde factuur al tot meer bewustwording zou leiden en als patiënten die factuur al zorgvuldig zouden (kunnen) controleren, dan betekent dat nog niet dat het cessieverbod daarom nodig is. De patiënt zou de rekening ook kunnen accorderen voordat de zorgaanbieder hem bij de zorgverzekeraar indient. Dat zorgt voor de bewustwording en controle, maar zónder alle problemen.

Helemaal opvallend is dat zorgverzekeraars ook directe betaling op rekening van de zorgaanbieder uitsluiten. Zelfs als de patiënt de rekening dus zelf controleert en indient bij de zorgverzekeraar en vervolgens vraagt om het factuurbedrag niet op zijn eigen rekening maar op de rekening van de zorgaanbieder over te maken, dan weigeren zorgverzekeraars dat te doen. Daar is geen enkele reden voor te bedenken. De rekening is gecontroleerd, ingediend door de patiënt, de zorgverzekeraar heeft besloten dat de factuur moet worden uitbetaald en het enige wat hij hoeft te doen is het rekeningnummer van de zorgaanbieder in te toetsen in plaats van het rekeningnummer van de patiënt. Letterlijk één handeling en die ene handeling zou ontzettend veel problemen kunnen voorkomen.  En toch blijven zorgverzekeraars dit weigeren. Je zou verwachten dat de politiek ingrijpt, maar de staatssecretaris van VWS, Paul Blokhuis, laat instellingen die bezwaar maakten weten dat het cessieverbod een gangbaar instrument  is, óók in de zorg.

Wat zegt het ministerie van VWS?

In december vorig jaar heeft een groot aantal GGZ-aanbieders een brandbrief  aan de minister van VWS gestuurd waarin zij hebben toegelicht dat het cessieverbod voor hen en de kwetsbare patiënten die zij behandelen tot grote problemen leidt. De staatssecretaris van VWS heeft deze instellingen daarop simpelweg laten weten dat zij géén problemen zouden hebben gehad als zij een contract hadden gesloten. De staatssecretaris roept de betreffende zorgaanbieders op om contact op te nemen met zorgverzekeraars en “alsnog” een contract te sluiten. De reactie van de staatssecretaris laat zien dat het ministerie van VWS in een andere werkelijkheid leeft.

Het ministerie van VWS is er kennelijk van overtuigd dat méér gecontracteerde zorg automatisch leidt tot minder problemen. Het beleid is er daarom op gericht niet-gecontracteerde zorg te ontmoedigen. Maar er is nooit onderzocht of die veronderstelling wel klopt. Feit blijft dat niet-gecontracteerde aanbieders essentieel zijn om marktwerking en innovatie te bevorderen. Alleen al om die reden is het onzinnig om te doen alsof méér contracten in de zorg de oplossing voor alle problemen is.  De Zorgverzekeringswet gaat juist uitdrukkelijke uit van het bestaan van zowel gecontracteerde als niet-gecontracteerde zorgaanbieders (artikel 13 Zvw).

Daar komt nog bij dat de staatssecretaris in zijn reactie doet alsof het een keuze van zorgaanbieders zou zijn om wel of geen contract te sluiten. Dat is onjuist, zo leert de dagelijkse praktijk. Veel zorgaanbieders hebben noodgedwongen geen contract. Zorgaanbieders krijgen regelmatig te horen dat er al voldoende zorg is ingekocht, dat ze te klein zijn of dat ze nog niet lang genoeg bestaan en dat zij daarom niet in aanmerking komen voor een contract. Ook gebeurt het dat zorgverzekeraars weliswaar een contract aanbieden, maar dat het aangeboden omzetplafond veel lager ligt dan de huidige omzet, terwijl de (startende) zorgaanbieder juist aan het groeien is en dus meer omzet verwacht. Over die contractvoorwaarden valt, ook wanneer de zorgaanbieder goede argumenten heeft, vaak niet te onderhandelen. Tegenvoorstellen van de zorgaanbieder worden door de zorgverzekeraar direct afgewezen. Het is tekenen bij het kruisje of géén contract. Maar aan welke partij ligt het dan dat er niet wordt gecontracteerd? It takes two to tango.

De maatregelen om niet-gecontracteerde zorg te ontmoedigen zouden alléén effectief kunnen zijn als zorgaanbieders er daadwerkelijk uit eigenbelang voor zouden kiezen om geen contract te sluiten. Daarvan is geen sprake en het beleid van het ministerie van VWS zal daarom alleen maar averechts werken: zorgverzekeraars krijgen nóg meer macht omdat het enige alternatief voor een contract zodanig veel problemen geeft dat zorgaanbieders wel akkoord moeten gaan met het aangeboden contract. De consequentie is dat het marktevenwicht nóg meer verstoord raakt en zorgverzekeraars met nóg strengere voorwaarden komen. Met uiteindelijk minder concurrentie, minder keuze voor patiënten en méér wachtlijsten tot gevolg. In plaats van niet-gecontracteerde zorg te ontmoedigen, zou het ministerie van VWS er goed aan doen te zorgen voor een meer evenwichtige machtsverhouding tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zodat contractonderhandelingen ook daadwerkelijk onderhandelingen worden. Met eerlijkere en dus automatisch ook méér contracten tot gevolg.