1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Moet een gemeente op grond van haar onderhoudsverplichting garanderen dat een zandweg in perfecte staat verkeert en altijd toegankelijk is?

Moet een gemeente op grond van haar onderhoudsverplichting garanderen dat een zandweg in perfecte staat verkeert en altijd toegankelijk is?

In zijn uitspraak van 13 december 2011 (LJN: BU8213) heeft het Gerechtshof Leeuwarden zich uitgelaten over de omvang van de onderhoudsverplichting van een gemeente ten aanzien van een openbare zandweg. Appellanten wonen aan een zandweg die door regenval onbegaanbaar wordt en zijn van oordeel dat de gemeente op grond van haar onderhoudsverplichting de toegankelijkheid van de zandweg moet garanderen. Het tekort schieten in deze onderhoudsverplichting levert volgens appellanten een onrechtmatige...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 21 december 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In zijn uitspraak van 13 december 2011 (LJN: BU8213) heeft het Gerechtshof Leeuwarden zich uitgelaten over de omvang van de onderhoudsverplichting van een gemeente ten aanzien van een openbare zandweg. Appellanten wonen aan een zandweg die door regenval onbegaanbaar wordt en zijn van oordeel dat de gemeente op grond van haar onderhoudsverplichting de toegankelijkheid van de zandweg moet garanderen. Het tekort schieten in deze onderhoudsverplichting levert volgens appellanten een onrechtmatige daad op. Moet de gemeente in het zand bijten of hangt de redenering van appellanten als los zand aan elkaar?

Feiten                                                                                                                                                                                                                                        Appellanten wonen aan een openbare doorgaande zandweg op 300 meter van de verharde weg. In de periode tussen november 2007 en mei 2008 heeft het veelvuldig geregend. De toplaag van de zandweg houdt veel water vast, waardoor de zandweg na hevige regenval zeer slecht berijdbaar is. Na een eerste klacht van appellanten begin november heeft de gemeente de volgende dag al een shovel de zandweg laten egaliseren. Een paar weken later volgen weer klachten van de appellanten over de zandweg. Ditmaal geeft de gemeente aan dat het vanwege de natheid onmogelijk is om de zandweg op dat moment op de gebruikelijke manier te herstellen en komt de shovel pas in februari de weg herstellen. Appellanten nemen hiermee geen genoegen. Ze dienen een klacht in bij de Nationale Ombudsman en verzoeken de gemeente om structurele onderhoudsmaatregelen te treffen. Deze maatregelen zouden moeten bestaan uit het verharden van de weg conform het onderhoudsadvies wat ze hebben laten uitvoeren. De gemeente wijst de verharding van de weg van de hand wegens strijdigheid met vigerende bestemmingsplan en laat eigen onderzoek doen naar het onderhoud van de weg. Conform haar eigen onderzoek treft de gemeente maatregelen bij het onderhoud door de toplaag te mengen met beter waterdoorlatend zand.
Appellanten stellen de gemeente vervolgens aansprakelijk voor de door hen geleden schade á €43.348,06 en gaan tegen de afwijzende beslissing van de rechtbank in hoger beroep. De vordering is gebaseerd op een onrechtmatige daad van de gemeente, daaruit bestaande dat de gemeente is tekortgeschoten in haar wettelijke onderhoudsplicht van de zandweg. Appellanten vullen de onderhoudsverplichting zo in dat een onverharde weg waaraan een woning is gelegen, altijd voor personenauto’s en hulpdiensten begaanbaar moet zijn, met uitzondering van overmachtsituaties als hevige sneeuw- of regenval.

Onderhoudsplicht op grond van de Wegenwet
Het Gerechtshof moet in het hoger beroep beantwoorden of de gemeente heeft voldaan aan haar onderhoudsplicht op grond van de Wegenwet. De gemeente moet ervoor zorgen dat een weg in een goede staat verkeert (artikel 16 Wegenwet). De gemeente wordt geacht hieraan te hebben voldaan als de weg goed is onderhouden (artikel 18 Wegenwet).

Het hof merkt over de omvang van de onderhoudsverplichting van gemeente op dat anders dan appellanten lijken te veronderstellen, deze geen garantie inhoudt dat de weggebruiker er op mag rekenen dat iedere openbare weg in een perfecte staat van onderhoud verkeert en altijd toegankelijk is, behoudens bij absolute overmacht. Evenmin kan aan die onderhoudsverplichting de verwachting worden ontleend dat de wegbeheerder voor elk type weg dezelfde normen zal moeten hanteren. De wegbeheerder mag juist differentiëren in het te plegen onderhoud al naar gelang de functie die een weg heeft, waarmee ook de weggebruiker rekening dient te houden, in die zin dat de weggebruiker aan een snelweg hogere eisen mag stellen dan aan een dorpsweggetje, en daaraan weer hogere eisen mag stellen dan aan een zandpad.

Van de wegbeheerder mag in het algemeen worden verlangd dat de weg niet in een staat van onderhoud verkeert die beneden het niveau ligt dat voor een weg als waarom het gaat, van het betreffende overheidslichaam kan worden geëist. Verder mag van de wegbeheerder worden verlangd dat hij adequaat optreedt tegen hem bekende gevaarlijke situaties.

Bij de onderhoudsverplichting voor een zandweg spelen de omgeving van die zandweg, de mate waarin van die weg gebruik wordt gemaakt en het verwachtingspatroon dat de weggebruiker heeft ten aanzien van de hoedanigheid van die weg een rol. Daartegen moet het gepleegde onderhoud worden afgezet.

In dit geval gaat het om een zandweg buiten de bebouwde kom waaraan één woning is gelegen en die verder dienst doet ter ontsluiting van de aanliggende agrarische gronden, waarvan de weggebruiker geen zeer hoge verwachtingen mag koesteren. Appellanten zijn welbewust aan een zandweg in het buitengebied gaan wonen. Dit impliceert dat zij de inherente minpunten van een dergelijke weg ten opzichte van een klinkerweg of een geasfalteerde weg voor lief hebben te nemen.

De gemeente heeft regelmatig regulier onderhoud aan de zandweg gepleegd en zij heeft naar aanleiding van de klachten van appellanten extra onderhoud verricht, zij het niet altijd meteen en aanvankelijk niet altijd met het beoogde effect. Het hof is van oordeel dat appellanten gelet op de weerssituatie ook niet mochten verwachten dat de gemeente ogenblikkelijk op hun klachten reageerde. De beslissing van de gemeente om onderhoud te verrichten op een moment dat de weerssituatie en de situatie van de weg zulks toelieten, valt alleszins te billijken en wordt door het hof dan ook niet als een tekortkoming in de uitvoering van de taak van de gemeente als wegbeheerder en daarmee als onrechtmatig bestempeld.

Kortom, wanneer burgers hun hakken in het zand zetten en te allen tijde bereikbaarheid eisen, hoeven gemeenten zich daardoor niet zand in de ogen laten strooien. Burgers moeten de minpunten van een zandweg voor lief nemen en gemeenten hoeven de toegankelijkheid van een zandweg niet te allen tijde te garanderen.