1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Negatieve verklaring voor recht tegenhanger schriftelijke vastlegging pachtovereenkomst

Negatieve verklaring voor recht tegenhanger schriftelijke vastlegging pachtovereenkomst

In het arrest van 28 juni 2016 overweegt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat een paardenhouderij/-fokkerij in beginsel te kwalificeren is als landbouwkundig gebruik. Deze kwalificatie is van belang voor de vraag of er sprake is van een pachtovereenkomst. Tevens overweegt het gerechtshof dat als er geen inkomsten van enige betekenis uit de fokkerij voortvloeien, en dus een economisch oogmerk ontbreekt, een bedrijf niet voldoet aan de vereisten van een landbouwkundige exploitatie. De vraag of...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 25 januari 2017
Laatst gewijzigd 25 april 2024

In het arrest van 28 juni 2016 overweegt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat een paardenhouderij/-fokkerij in beginsel te kwalificeren is als landbouwkundig gebruik. Deze kwalificatie is van belang voor de vraag of er sprake is van een pachtovereenkomst. Tevens overweegt het gerechtshof dat als er geen inkomsten van enige betekenis uit de fokkerij voortvloeien, en dus een economisch oogmerk ontbreekt, een bedrijf niet voldoet aan de vereisten van een landbouwkundige exploitatie. De vraag of van bedrijfsmatige uitoefening van de landbouw sprake is, wordt ontkennend beantwoord. Hierdoor zijn de dwingendrechtelijke regels van pacht niet van toepassing en is de gevraagde negatieve verklaring van recht toegewezen.

Vereisten pachtovereenkomst
Om te concluderen dat er sprake is van pacht, moeten vijf elementen aanwezig zijn:

1. Een overeenkomst, die gaat over het
2. in gebruik verstrekken van
3. een onroerende zaak of een gedeelte daarvan,
4. de uitoefening van de landbouw, tegen
5. een tegenprestatie.

In dit arrest zijn alle genoemde criteria aangenomen, behalve het criteria uitoefening van de landbouw. Weliswaar valt een paardenhouder/-fokkerij in beginsel onder de kwalificatie-uitoefening van de landbouw, maar doordat bij deze paardenhouder/-fokkerij de omzet marginaal is, wordt daaraan niet voldaan. Daarbij is overigens ook gekeken naar de bedoeling van partijen. Als er een serieus bedrijf wordt geëxploiteerd kan dat een indicatie zijn van het door partijen beoogde gebruik. Het standpunt van de gebruiker van de onroerende zaken dat er destijds een pachtovereenkomst tot stand is gekomen slaagt derhalve niet. Kortom: van bedrijfsmatige landbouw kan niet worden gesproken, zodat een rechtsverhouding tot het gebruik van de hoeve – als deze al mocht bestaan – niet kwalificeert als pacht.

Conclusie
Nieuw in dit arrest was de vordering tot een negatieve verklaring voor recht, wat feitelijk het tegenovergestelde is van de vordering tot schriftelijke vastlegging van een pachtovereenkomst op grond van artikel 7:317 lid 2 BW. Het is niet nodig om de vordering tot schriftelijk vastlegging op hetzelfde moment aan de rechter voor te leggen. Enkel een vordering tot een negatieve verklaring voor recht is voldoende voor de bevoegdheid van de pachtrechter.