1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nieuw besluit van staatssecretaris Wiebes over tewerkstelling in Nederland, maar buitenlandse pensioenregeling: (n)iets nieuws onder de zon? (1)

Nieuw besluit van staatssecretaris Wiebes over tewerkstelling in Nederland, maar buitenlandse pensioenregeling: (n)iets nieuws onder de zon?

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een buitenlandse werknemer tijdelijk in Nederland komt werken en graag een deelneming in een buitenlandse pensioenregeling voortzet. Dit roept onder andere de vraag op hoe hier fiscaal mee om te gaan. Een buitenlandse pensioenregeling zal namelijk niet snel onder de eisen die de Wet op de Loonbelasting 1964 stelt vallen, waardoor in beginsel de omkeerregel niet geldt. Dit werd eerder al door de Nederlandse overheid als een ongewenste situatie bescho...
Leestijd 
Auteur artikel Harold Willems (uit dienst)
Gepubliceerd 24 november 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een buitenlandse werknemer tijdelijk in Nederland komt werken en graag een deelneming in een buitenlandse pensioenregeling voortzet. Dit roept onder andere de vraag op hoe hier fiscaal mee om te gaan. Een buitenlandse pensioenregeling zal namelijk niet snel onder de eisen die de Wet op de Loonbelasting 1964 stelt vallen, waardoor in beginsel de omkeerregel niet geldt. Dit werd eerder al door de Nederlandse overheid als een ongewenste situatie beschouwd, met gevolg een besluit waarin onder voorwaarden ook deze buitenlandse pensioenregeling wordt ‘aangewezen’ als een pensioenregeling waarvoor de omkeerregel geldt. In een besluit van staatssecretaris Wiebes van 9 oktober 2015 wordt het besluit met deze aanwijzingsvoorwaarden geüpdate in het besluit Internationale aspecten van pensioenen en stamrechten.


Aanwijzing

Waar komt deze aanwijzing op neer? Het betreft een fiscale erkenning (of aanwijzing) dat Nederland fiscale faciliteiten voor deze pensioenregeling geeft naar de normen van de lidstaat waar de pensioenregeling vandaan komt. Met andere woorden: Nederland verleent vrijstelling van pensioenaanspraken en aftrek van pensioenpremies in dezelfde mate en tot hetzelfde bedrag als hetgeen de fiscale wetgeving in de uitzendstaat voorschrijft. Dit is overigens conform hetgeen de Richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen voorschrijft.


Nieuw besluit

Zoals gezegd heeft Wiebes hiertoe recent een aangepast besluit uitgevaardigd. In hoofdlijnen komt het aangepaste besluit op dezelfde uitgangspunten neer. Zelf benoemt Wiebes dat het besluit nieuwe standpunten en nieuwe voorwaarden bevat wat betreft het volgende:



  • Het nieuwe besluit voorziet ook in de situatie van gelijktijdige deelname aan een aanvullende Nederlandse pensioenregeling


Onder het oude besluit was het niet mogelijk om een buitenlandse pensioenregeling fiscaal te faciliteren als er ook in een Nederlandse pensioenregeling werd deelgenomen. Onder het nieuwe besluit is dit wel mogelijk. Hierbij geldt wel als voorwaarde dat de aanspraken uit de beide pensioenregelingen tezamen binnen de grenzen van de Wet op de loonbelasting 1964 blijven. Volgens mij komt het niet vaak voor dat het tezamen binnen die grenzen blijft.



  • Uitbreiding tot tewerkstellingen vanuit EER-landen


Waar de aanwijzing onder het oude besluit alleen gold voor werknemers uit EU-lidstaten, geldt dat onder het nieuwe besluit ook voor werknemers uit EER-landen. Ook die werknemers kunnen dus gebruik maken van de voorziening die eerst slechts aan werknemers uit EU-lidstaten werd geboden.


Welke aanwijzingsvoorwaarden gelden?

In bijlage I van het besluit heeft de staatssecretaris aangegeven aan welke voorwaarden voldaan moet zijn wil een aanwijzing zoals hierboven bedoeld verkregen worden:



  • De Nederlandse werkgever en de werknemer zetten de buitenlandse pensioenregeling voort. Deze mag dus niet worden stopgezet.

  • De belastingwetten van de EU-lidstaat en het EER-land dienen naar hun aard en strekking overeen te komen met de Nederlandse loonbelasting of inkomstenbelasting. Kortom, de buitenlandse wetten beschouwen de regeling ook als een pensioenregeling.

  • De voort te zetten regeling dient als een aanvullende pensioenregeling te kunnen worden gekwalificeerd. In die zin kan de regeling dus per definitie niet vallen onder Verordening (EG) nr. 883/2004 (sociale zekerheidswetgeving).

  • Het buitenlandse pensioen dient verzekerd te zijn bij een pensioenverzekeraar. Onder pensioenverzekeraar wordt ook verstaan de werkgever die op grond van de wetgeving van een andere staat bevoegd is zelf als pensioenuitvoerder van een collectieve regeling op te treden. De werkgever moet dan wel aan een vorm van overheidstoezicht onderworpen zijn.

  • De aanwijzing is slechts geldig voor zover de werknemer ter zake van de in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking geen pensioen opbouwt in een andere pensioenregeling dan de aangewezen regeling. Aanwijzing van een buitenlandse pensioenregeling laat zoals gezegd echter de mogelijkheid onverlet om ter zake van het loon een aanvullende Nederlandse pensioenregeling toe te zeggen zolang de aanspraken uit de beide pensioentoezeggingen tezamen binnen de grenzen blijven van de Wet op de loonbelasting 1964.


Het verzoek om een aanwijzing moet gevraagd worden aan de inspecteur. De werkgever en werknemer moeten daarbij aangeven dat aan de voorwaarden is voldaan.  De inspecteur zal dat in beginsel niet toetsen. Een toetsing is slechts aan de orde als er vermoedens bestaan om aan te nemen dat niet aan de voorwaarden is voldaan. De aanwijzing geldt voor de periode van tewerkstelling, maar niet langer dan voor vijf jaar.


Zoals hiervoor aangegeven geldt het bovenstaande ‘slechts’ voor aanvullende pensioenregelingen. Voor wat betreft het zogenaamde eerste pijler pensioen (ouderdomspensioen) geldt een aanwijzing dus niet. Hiervoor wordt teruggevallen op Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Dit laatste is voornamelijk van belang voor werknemers die gedetacheerd zijn in een ander land dan het land van hun formele werkgever. Op grond van de artikel 12 lid 1 en 16 lid 1 van deze verordening blijft de werknemer in beginsel onderworpen aan de sociale zekerheidswetgeving van de uitzendstaat.


Tegengaan van misbruik

In het besluit waarin het bovenstaande geregeld is geeft de staatssecretaris nog aan dat de Belastingdienst misbruik en oneigenlijk gebruik van de buitenlandse pensioenregeling bestrijdt. Als voorbeeld wordt de situatie geschetst waarin een werknemer in Nederland werkzaam is bij een concernmaatschappij, vervolgens in dienst treedt bij een buitenlandse concernmaatschappij, om vervolgens direct terug gedetacheerd te worden, met als doel de Nederlandse fiscale begrenzing aan de pensioenregeling te omzeilen met een ruimere pensioenregeling uit een andere lidstaat. Aangezien in Nederland boven de € 100.000,- niet langer (sinds 1 januari 2015) fiscaal gefaciliteerd pensioen kan worden opgebouwd, kan de hiervoor geschetste constructie op het eerste gezicht best aantrekkelijk lijken. Als dit laatste het geval blijkt te zijn (partijen moet namelijk de realiteitswaarde van de tewerkstelling aannemelijk kunnen maken), geldt het besluit niet. De Belastingdienst zal de pensioenaanspraak dan aanmerken als belast loon.


Tot slot

In dit artikel ben ik slechts ingegaan op de mogelijkheden die werknemers vanuit EU-lidstaten en EER-landen hebben om fiscaal gefaciliteerd hun deelneming in een buitenlandse pensioenregeling gedurende hun tewerkstelling in Nederland voort te zetten. Het besluit van de staatssecretaris biedt echter ook mogelijkheden voor werknemers uit andere landen dan EU-lidstaten of EER-landen. De mogelijkheden voor deze groep werknemers zal in een andere bijdrage toegelicht worden.