1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nogmaals de Hoge Raad: geen kantonrechtersformule bij kennelijk onredelijk ontslag

Nogmaals de Hoge Raad: geen kantonrechtersformule bij kennelijk onredelijk ontslag

Op 12 februari 2010 heeft de Hoge Raad (LJN: BK4472), in lijn der verwachting, ook de XYZ-formule verworpen. In korte tijd heeft de Hoge Raad zich nu tweemaal zeer duidelijk uitgesproken over de wijze waarop de hoogte van de schadevergoeding bij een kennelijk onredelijk ontslag kan worden bepaald.Bij de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is (ingevolge het zgn. gevolgencriterium) moeten alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. Het enkele feit dat een w...
Leestijd 
Auteur artikel Melanie Breedveld (uit dienst)
Gepubliceerd 03 maart 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 12 februari 2010 heeft de Hoge Raad (LJN: BK4472), in lijn der verwachting, ook de XYZ-formule verworpen. In korte tijd heeft de Hoge Raad zich nu tweemaal zeer duidelijk uitgesproken over de wijze waarop de hoogte van de schadevergoeding bij een kennelijk onredelijk ontslag kan worden bepaald.

Bij de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is (ingevolge het zgn. gevolgencriterium) moeten alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking worden genomen. Het enkele feit dat een werknemer misschien zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, maakt het ontslag nog niet per definitie kennelijk onredelijk. Als eenmaal door de rechter is aangenomen dat het ontslag kennelijk onredelijk is, komt het recht op een schadevergoeding in beeld. In het arrest van 27 november 2009 had de Hoge Raad al bepaald dat de schadevergoeding moet worden berekend aan de hand van de gewone regels van begroting van schadevergoedingen. De Hoge Raad zet die lijn dus nu door. Daarbij geeft de Hoge Raad ook expliciet aan dat de in artikel 7:681 lid 1 BW bedoelde schadevergoeding een bijzonder karakter heeft dat er vooral toe dient aan de benadeelde een zekere mate van genoegdoening (“pleister op de wonde”) te verschaffen die in overeenstemming is met de aard en de ernst van de tekortkoming van de wederpartij. Daarmee strookt ook dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft om op grond van alle omstandigheden van het geval de hoogte van de vergoeding te bepalen. Uit de wettelijke spelregels die gelden bij de begroting van schadevergoeding volgt dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest in overeenstemming daarmee is. Pas als de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, heeft de rechter de vrijheid om de omvang van de schade te schatten. Ook benadrukt de Hoge Raad dat de rechter zich steeds nauwkeurig rekenschap moet geven van de concrete omstandigheden en factoren die de hoogte van de vergoeding bepalen. Daarvan moet hij in zijn beslissing ook verantwoording afleggen op zodanige wijze dat voldoende inzicht wordt gegeven in de afweging die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding heeft geleid. De rechter moet de vergoeding dan ook relateren aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever in zijn verplichting als goed werkgever te handelen en de daaruit voor de werknemer voortvloeiende materiële maar eventueel ook en immateriële nadelen. Hiermee geeft de Hoge Raad dus ook aan dat op de rechter een duidelijke motiveringsplicht rust. Logische consequentie is dan ook dat de rechter de schade niet mag begroten aan de hand van een algemene formule zoals de kantonrechtersformule.

Waar de rechtspraktijk door de uitspraak van 27 november 2009 (Van der Grijp/Stam) eerst werd geconfronteerd met een rechtsonzekere situatie, lijkt de Hoge Raad met de uitspraak van 12 februari 2010 weer wat meer duidelijkheid te creëren. De Hoge Raad onderkent overigens wel dat de rechtszekerheid gediend is met een zekere mate van voorspelbaarheid. Die voorspelbaarheid moet niet worden gevonden in een algemene (kantonrechters)formule. Voorspelbaarheid neemt ook toe naarmate de rechters een vollediger inzicht geven in hun gedachtegang. Daarnaast blijft ook denkbaar dat de rechters een zekere mate van harmonisatie tot stand brengen door alle van belang zijnde factoren duidelijk te benoemen in hun uitspraken en inzichtelijk te maken welke financiële gevolgen in soortgelijke gevallen aan de verschillende factoren kunnen worden verbonden zonder dat zij een bepaalde algemene formule als vuistregel hanteren. Ook hiermee bevestigt de Hoge Raad wat al eerder in het arrest van 27 november 2009 is genoemd.