1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onteigening clubgebouw Hells Angels: aanbod vervangende locatie ligt in geval van vereniging in de rede

Onteigening clubgebouw Hells Angels: aanbod vervangende locatie ligt in geval van vereniging in de rede

In het KB van 30 augustus 2011 (nr. 11.002038) heeft de Kroon beslist op het verzoek van de gemeente Amsterdam om over te gaan tot aanwijzing ter onteigening van onder meer de gronden waarop het clubhuis staat van de Stichting Hells Angels Amsterdam. Volgens de stichting is de gemeente verplicht om vervangende grond aan te bieden. De gemeente heeft echter vanaf het begin medegedeeld dat zij niet bereid is tot het aanbieden van een vervangende locatie, zelfs niet indien zij die ter beschikking...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 13 september 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In het KB van 30 augustus 2011 (nr. 11.002038) heeft de Kroon beslist op het verzoek van de gemeente Amsterdam om over te gaan tot aanwijzing ter onteigening van onder meer de gronden waarop het clubhuis staat van de Stichting Hells Angels Amsterdam. Volgens de stichting is de gemeente verplicht om vervangende grond aan te bieden. De gemeente heeft echter vanaf het begin medegedeeld dat zij niet bereid is tot het aanbieden van een vervangende locatie, zelfs niet indien zij die ter beschikking zou hebben.

De gemeente Amsterdam wil gronden onteigenen ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan dat voorziet in de realisatie van woningen met ondergelegen bedrijfsruimten. Tot die gronden behoren ook de gronden waarop het clubgebouw van de Stichting Hells Angels Amsterdam staat. De gemeente is eigenaar van die gronden, de stichting is houder van een opstalrecht. De gemeente wil de ter onteigening voorgedragen gronden door middel van de titelzuiverende werking van de onteigening in vrije eigendom verkrijgen om het bestemmingsplan tijdig te kunnen verwezenlijken.

De stichting heeft als zienswijze naar voren gebracht dat de gemeente onvoldoende heeft gepoogd de gronden op minnelijke wijze te verkrijgen. De Kroon overweegt daaromtrent dat partijen geruime tijd met elkaar in overleg zijn, maar dat het overleg door de jaren heen echter overschaduwd is door allerhande andere kwesties die zich tussen partijen afspeelden, waardoor het overleg regelmatig van onderwerp en omvang is veranderd. Wel komt uit de overgelegde stukken volgens de Kroon naar voren dat zowel door de gemeente als de stichting over en weer aanbiedingen zijn gedaan.

Volgens de stichting is de gemeente verplicht vervangende grond aan te bieden. De gemeente is hiertoe echter niet bereid omdat daarvoor onvoldoende politiek en bestuurlijk draagvlak bestaat, en uit een aantal in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) opgestelde rapporten blijkt dat er gevaar bestaat dat met door de gemeente te verlenen vergunningen criminele activiteiten worden ontplooid. Ook in geval van een vervangende locatie zou de stichting geen activiteiten kunnen ontplooien omdat de benodigde vergunningen niet zullen worden verleend vanwege deze rapporten.

De Kroon merkt daaromtrent in de eerste plaats op dat de Onteigeningswet weliswaar niet de verplichting kent tot compensatie in de vorm van een vervangende locatie of de aanleg van voorzieningen, maar dat een oplossing in die vorm wel aan de orde kan komen in het minnelijk overleg. De noodzaak van de onteigening is immers mede afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. De Kroon is van oordeel dat in geval van de realisatie van een bestemming die is gelegen op een bij een vereniging in gebruik zijnde locatie waardoor dat gebruik beëindigd dient te worden, het in de rede ligt dat de mogelijkheid van een vervangende locatie alwaar de vereniging haar activiteiten kan voortzetten, aan de orde komt in het minnelijk overleg. Het voortbestaan van een vereniging kan mede afhankelijk zijn van een voor haar activiteiten geschikte locatie. In dit geval had de gemeente vanaf het begin meerdere malen medegedeeld dat zij niet bereid is tot het aanbieden van een vervangende locatie, zelfs niet indien zij die ter beschikking zou hebben. De door de gemeente daarvoor gegeven reden dat er politiek en bestuurlijk geen draagvlak is, komt de Kroon niet als onjuist voor. De afweging of in dit geval een vergunning verleend kan worden is voorbehouden aan het gemeentebestuur, aldus de Kroon. De aanname dat het gevaar bestaat dat de door haar te verlenen vergunningen mede zullen worden gebruikt om strafbare feiten te plegen komt de Kroon evenmin als onjuist voor.

De Kroon oordeelt dan ook dat onder deze omstandigheden niet kan worden staande gehouden dat de gemeente, door zich te beperken tot het aanbieden van volledige schadeloosstelling, onvoldoende heeft gepoogd de gronden minnelijk te verwerven.