1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onteigening op grond van art. 62 Onteigeningswet ten behoeve van natuurcompensatie

Onteigening op grond van art. 62 Onteigeningswet ten behoeve van natuurcompensatie

In het KB van 29 oktober 2012, nr. 12.002460, gemeente Vlissingen, oordeelt de Kroon dat gronden benodigd voor natuurcompensatie op grond van art. 62 Onteigeningswet (hierna: Ow) ter onteigening mogen worden aangewezen. Onteigening na realisering dijkversterkingHet waterschap Scheldestromen verzoekt om onteigening krachtens artikel 62 Ow ten behoeve van de versterking van het dijk- en duinvak Nolle-Westduin in de gemeente Vlissingen. De versterking van het dijk- en duinvak was al gerealiseerd...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 21 november 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In het KB van 29 oktober 2012, nr. 12.002460, gemeente Vlissingen, oordeelt de Kroon dat gronden benodigd voor natuurcompensatie op grond van art. 62 Onteigeningswet (hierna: Ow) ter onteigening mogen worden aangewezen.

Onteigening na realisering dijkversterking
Het waterschap Scheldestromen verzoekt om onteigening krachtens artikel 62 Ow ten behoeve van de versterking van het dijk- en duinvak Nolle-Westduin in de gemeente Vlissingen. De versterking van het dijk- en duinvak was al gerealiseerd, het ging nu om de realisering van een bos- en natuurterrein in het kader van natuurcompensatie. Deze compensatie met een oppervlakte van 12 hectare vormt een onlosmakelijk onderdeel van het kustversterkingsplan en is ook verankerd in het Omgevingsplan Zeeland. 

Natuurcompensatie valt onder artikel 62 onteigeningswet
De Kroon stelt vast dat de natuurcompensatie onlosmakelijk is verbonden met en integraal onderdeel is van het kustversterkingsplan. De compensatie moet in het verband van de onteigening dan ook als een noodzakelijk en bijkomend werk van de kustversterking worden gezien, waarmee zij, gelet ook op het bepaalde in artikel 28 van de Wet op de waterkering (oud) onder het toepassingsbereik van artikel 62 van de onteigeningswet valt. Voor het overige merkt de Kroon op, dat de onteigening op grond van dit artikel plaatsvindt op de grondslag van het inmiddels onherroepelijke kustversterkingsplan.

Dit KB biedt, althans voor ‘oude’ dijkverbeteringsplannen ten behoeve van primaire waterkeringen, uitkomst voor de beperkte grondslag die artikel 62 Onteigeningswet biedt, te weten uitsluitend de onteigening ten behoeve van aanleg, herstel, versterking of onderhoud van waterkeringen. Natuurcompensatie komt in deze omschrijving niet voor. Echter krachtens artikel 2.16a, derde lid Invoeringswet Waterwet juncto artikel XII van de Wet van 28 april 2005 tot wijziging van de Wet op de Waterkering zijn de artikelen 17 tot en met 31 van de Wet op de Waterkering (oud) van toepassing op plannen en daarmee verband houdende besluiten ten aanzien van primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 17 Wwk. Deze bepalingen waren van toepassing omdat het dijkverbeteringsplan al in 2008, dus voor de inwerkingtreding van de Waterwet, was goedgekeurd door gedeputeerde staten.

In artikel 27 Wwk waren procedureregels opgenomen voor de onteigening ingevolge titel II al dan niet in samenhang met titel IIa van de onteigeningswet ten behoeve van de uitvoering van een dijkverbeteringsplan. In artikel 28 Wwk was bepaald dat de onteigening mede kan geschieden ter uitvoering van de ingevolge het dijkverbeteringsplan te treffen voorzieningen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b en c. Dat zijn de zgn. schadebeperkende voorzieningen en de voorzieningen ter bevordering van het belang van landschap, natuur of cultuurhistorie. De natuurcompensatie is een dergelijke voorziening, en dus kan daarvoor worden onteigend.

Start onteigeningsprocedure ter uitvoering van dijkversterkingsplan
Met verwijzing naar haar besluit van 27 mei 2002, no. 02.002446 (dijkversterking Vianen, Staatscourant 7 juni 2002, nr. 106) overweegt de Kroon dat de administratieve onteigeningsprocedure kan worden gestart nadat het dijkversterkingsplan door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Daarbij ziet de Kroon de datum van de onteigeningsstukken als start van de onteigeningsprocedure.

Urgentie
Vermeldenswaard is nog dat Kroon de urgentie van de onteigening baseert op artikel 3, eerste lid van de Boswet. Die bepaling verplicht de verzoeker om onteigening binnen een tijdvak van drie jaar na de velling of het tenietgaan van de houtopstand in het gebied over te gaan tot herbeplanting. 

Heeft u vragen over onteigening? Neemt u contact op met mr. Hanna Zeilmaker, onteigeningsadvocaat