1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onvoldoende parkeerplaatsen bij de concurrent: relativiteit?

Onvoldoende parkeerplaatsen bij de concurrent: relativiteit?

Procespartijen in het bestuursrecht kunnen slechts opkomen tegen normschendingen die hun eigen belang raken. Dat is de kern van het relativiteitsvereiste uit artikel 8:69a Awb. Dat betekent dat een partij bijvoorbeeld niet met succes kan opkomen tegen de komst van een bedrijf met het betoog dat het bedrijf voorgeschreven afstanden tot woningen van derden niet in acht neemt. Dat kunnen namelijk alleen die derden.
Leestijd 
Auteur artikel Bart de Haan
Gepubliceerd 27 november 2018
Laatst gewijzigd 27 november 2018

Voor een concurrent geldt dat hij kan opkomen tegen normschendingen die zijn concurrentiebelang raken. Zo heeft de Afdeling al eerder geoordeeld dat een concurrent zich niet met succes kan beroepen op het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid bij de concurrerende ontwikkeling (ABRvS 11 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1146):

“Artikel 2.5.30 van de Bouwverordening strekt ertoe te waarborgen dat voor een bouwplan voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om zo parkeeroverlast in de directe omgeving van het perceel waarop het bouwplan is voorzien te voorkomen. Gesteld noch gebleken is dat [appellante] bescherming zoekt van dat belang. [appellante] vreest, zo blijkt uit haar brief van 26 juni 2013, dat de sportschool oneigenlijk en onrechtmatig concurrentievoordeel heeft, indien niet aan de Bouwverordening wordt voldaan. Voormeld artikel strekt evenwel kennelijk niet tot bescherming van het concurrentiebelang waarvoor [appellante] in deze procedure bescherming zoekt.”

In een uitspraak van 7 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3632) heeft de Afdeling echter uitgemaakt dat een concurrent wel een beroep kan doen op het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid.

In die zaak ging het om een bestemmingsplan dat het mogelijk maakt om een bestaande supermarkt uit te breiden. Op korte afstand van het plangebied, namelijk 99 meter, is een concurrerende supermarkt gevestigd. Deze komt in beroep tegen het bestemmingsplan en voert aan dat het plan voor de uit te breiden supermarkt over te weinig parkeerplaatsen beschikt.

De gemeenteraad verweert zich door te stellen dat de relativiteit kan worden tegengeworpen, omdat de supermarkt slechts een concurrentiebelang heeft en een ruimtelijk belang creëert door te stellen dat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn. De gemeenteraad onderbouwt de stelling door erop te wijzen dat de kortste looproute vanaf het plangebied naar de concurrerende supermarkt 190 meter bedraagt en deze afstand ruim boven de maximaal aanvaardbare (loop)afstand voor een supermarktbezoeker ligt. Ook stelt de gemeenteraad dat het klantenbestand van de concurrerende supermarkt geen gebruik maakt van de parkeerplaatsen in het plangebied en vice versa.

De Afdeling vindt echter dat het relativiteitsvereiste niet in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep:

“De Afdeling acht het niet onaannemelijk dat het klantenbestand van de bestaande supermarkt in het plangebied gebruik zal maken van de parkeerplaatsen bij de Coop supermarkt en het klantenbestand van de Coop supermarkt gebruik zal maken van de Kalfstermansweide. Ten aanzien van de stelling van de raad dat de afstand van het parkeerterrein van het plangebied naar de Coop supermarkt tenminste 190 m is, betrekt de afdeling hierbij dat deze afstand op grond van de publicatie ‘Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie publicatie 317 (hierna: CROW-publicatie 317) een acceptabele loopafstand is. Volgens de CROW-publicatie 317 is een acceptabele loopafstand tussen parkeervoorzieningen en winkels tussen de 200 m en 600 m gelegen. Het ondernemersklimaat van appellanten en andere kan gezien het vorenstaande worden beïnvloed door het bestreden plan. Gelet hierop vormt het (..) relativiteitsvereiste ten aanzien van de aangevoerde beroepsgronden geen beletsel voor vernietiging van het besluit.”

Kortom, vanwege de korte afstand tussen de concurrerende supermarkten
kan niet worden uitgesloten dat het tekort aan parkeerplaatsen bij de ene supermarkt gevolgen heeft voor de parkeersituatie bij de andere supermarkt. De Afdeling betrekt bij de beoordeling van de mogelijke gevolgen en de mogelijke beïnvloeding van het ondernemersklimaat de acceptabele loopafstanden uit  CROW-publicatie 317. Nu deze loopafstand in dit concrete geval minder is dan de minimaal acceptabele 200 meter, ligt gebruik van elkaars parkeerplaatsen in de rede.

Overigens is voldoende dat het ondernemersklimaat kán worden beïnvloed. Daarmee geeft de Afdeling invulling aan het kennelijkheidsvereiste uit artikel 8:69a Awb. Dat houdt in dat de bestuursrechter slechts van vernietiging wegens strijd met het relativiteitsvereiste kan en moet afzien als het evident is dat de geschonden norm niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die de norm inroept. Van die evidentie is hier geen sprake, gelet op de korte afstand tussen beide supermarkten.