1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Oprichting van een fonds bij onrechtmatige hinder

Oprichting van een fonds bij onrechtmatige hinder

Het is vaste rechtspraak dat het hebben van een vergunning die formele rechtskracht heeft gekregen omdat hiertegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend niet betekent dat de gebruiker van die vergunning geen onrechtmatige hinder kan veroorzaken (zie daarvoor bijvoorbeeld het artikel ‘Speelkooien; onrechtmatige daad en de leer van de formele rechtskracht’). In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 13 september 2013 (zaak nr. C/15/204979 / KG ZA 13-352) blijk...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 15 mei 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het is vaste rechtspraak dat het hebben van een vergunning die formele rechtskracht heeft gekregen omdat hiertegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend niet betekent dat de gebruiker van die vergunning geen onrechtmatige hinder kan veroorzaken (zie daarvoor bijvoorbeeld het artikel ‘Speelkooien; onrechtmatige daad en de leer van de formele rechtskracht’). In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 13 september 2013 (zaak nr. C/15/204979 / KG ZA 13-352) blijkt dat de rechter in geval van onrechtmatige hinder creatief kan zijn bij het treffen van een voorlopige voorziening.

Civielrechtelijke stappen
Een omwonende wordt geconfronteerd met een bouwplan dat er onder andere in voorziet om op een afstand van 1.40 meter naast zijn woning een blinde muur van zeven meter op te trekken. Hoewel de gemeente de omwonende schriftelijk had toegezegd om hem van de verlening van de omgevingsvergunning op de hoogte te stellen, heeft zij dit nagelaten. Nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, begint het bouwbedrijf met bouwen. Als gevolg daarvan wordt niet de bestuursrechtelijke procedure doorlopen, maar in plaats daarvan start de omwonende een civielrechtelijk kort geding waarbij staking van de bouw wordt gevorderd en afbraak dan wel verlaging van (het  casco van) het bouwwerk.

Oordeel voorzieningenrechter
Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is dat de bouw onrechtmatige hinder veroorzaakt. Als gevolg van de bouw van het bouwwerk wordt de omwonende het vrije uitzicht vanuit zijn woning ontnomen en wordt de lichtinval aanzienlijk beperkt. Omdat het betreffende bouwbedrijf onweersproken heeft gesteld dat zij als gevolg van de bouwstop schade zal lijden en haar belangen bij voortzetting van de bouw groot waren, mag zij van de kortgedingrechter de bouw voortzetten. Dat is echter alleen toegestaan onder de voorwaarde dat het bouwbedrijf (op straffe van een dwangsom) binnen een week een fonds van € 40.000,-- in het leven zou roepen. Dit fonds is bestemd voor aanpassingen ter verhoging van het wooncomfort en/of voor compensatie van waardeverlies van de woning van de betreffende omwonende.

De praktijk
Een dergelijke creatieve voorlopige voorziening kan op zichzelf een praktische oplossing bieden voor beide partijen. Deze oplossing doet enerzijds recht aan het belang van het bouwbedrijf om de woningen verder af te bouwen. Anderzijds is er een voorziening getroffen om de belangen van de omwonende tot op zekere hoogte te waarborgen. Vooral in gevallen waarin het bouwwerk reeds (gedeeltelijk) is gerealiseerd kan een dergelijk fonds een oplossing bieden. Als u als initiatiefnemer wordt geconfronteerd met een bouwstop, of in het geval dat in de directe nabijheid van uw woning of bedrijf een bouwplan wordt gerealiseerd, neemt u dan contact op met Jasper Molenaar, advocaat Sectie Overheid & Vastgoed, om u te laten informeren over de mogelijkheden om hiertegen op te komen.