1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Passagiersrechten en buitengewone omstandigheden; tijd voor een nieuwe maatstaf?

Passagiersrechten en buitengewone omstandigheden; tijd voor een nieuwe maatstaf?

Inmiddels zijn de passagiersrechten die volgen uit EG-verordening 261/2004 breed bekend bij het publiek. In geval van annulering, vertraging of instapweigering hebben luchtvaartpassagiers onder omstandigheden recht op financiële compensatie die kan oplopen tot € 600,- per persoon. In de loop der jaren hebben nationale rechters prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie over de uitleg van bepalingen uit deze verordening. Een belangrijk aspect is de vraag of en wanneer techni...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 07 november 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Inmiddels zijn de passagiersrechten die volgen uit EG-verordening 261/2004 breed bekend bij het publiek. In geval van annulering, vertraging of instapweigering hebben luchtvaartpassagiers onder omstandigheden recht op financiële compensatie die kan oplopen tot € 600,- per persoon. In de loop der jaren hebben nationale rechters prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie over de uitleg van bepalingen uit deze verordening. Een belangrijk aspect is de vraag of en wanneer technische mankementen een buitengewone omstandigheid vormen als in artikel 5 lid 3 van de verordening. Volgens de considerans en art. 5 lid 3 van Verordening (EG) 261/2004 zijn luchtvaartmaatschappijen niet verplicht om passagiers financieel te compenseren in geval van buitengewone omstandigheden die zelfs door het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Het gaat daarbij, aldus de considerans, met name om politieke onstabiliteit, weersomstandigheden, beveiligingsproblemen, onverwachte veiligheidsproblemen en stakingen.

In het Walletin-Hermann arrest uit 2008 heeft het Europees hof bepaald dat een technisch probleem bij een luchtvaartuig niet valt onder het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in de zin van artikel 5 lid 3 van de verordening, indien het probleem voortvloeit uit gebeurtenissen die wegens hun aard of oorsprong inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en waarop deze geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. In de praktijk blijkt dat rechters van mening zijn dat bijzonder veel mankementen, waaronder zelfs beschadigingen aan het vliegtuig toegebracht door een grondafhandelaar, onder deze definitie geschaard worden en inherent zijn aan de uitvoering van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. De reikwijdte van het begrip ‘technisch mankement’ is in de rechtspraak dusdanig breed getrokken, dat het voor luchtvaartmaatschappijen welhaast onmogelijk blijkt te zijn om een probleem met een vliegtuig te kunnen laten kwalificeren als buitengewone omstandigheid.

Recentelijk heeft het Europees Hof weer enkele uitspraken gedaan betreffende het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. In het arrest Mcdonagh/Ryanair heeft het Europees Hof aangegeven dat als buitengewone omstandigheid in aanmerking komen ‘alle omstandigheden die aan de controle van de luchtvaartmaatschappij ontsnappen, ongeacht de aard en ernst van deze omstandigheden’.  In het arrest Air France/Folkerts  heeft het Europees Hof het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ omschreven als ‘omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen’. Het Europees Hof lijkt hiermee het oude vereiste  dat een mankement niet inherent mocht zijn aan de normale uitvoering van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij, te laten vallen. Het lijkt nu te gaan om de vraag of de luchtvaartmaatschappij enige invloed heeft kunnen uitoefenen op het mankement en het ontstaan daarvan. Dit lijkt een ruimere uitleg te geven aan het begrip buitengewone omstandigheden dan dat op dit moment het geval was en biedt luchtvaartmaatschappijen daarmee, theoretisch althans, meer speelruimte.

Op 29 april 2014 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Deze vragen betreffen het recht op financiële compensatie ten gevolgen van een technisch mankement. Het verzoek ligt thans onder nummer C-257-14 voor bij het Europees Hof van Justitie. Met dit verzoek heeft het Europees Hof de kans om daadwerkelijk een andere richting in te gaan wat betreft het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. Het zal moeten blijken of de luchtvaartmaatschappijen nu eindelijk meer speelruimte krijgen wanneer het gaat om technische mankementen die buiten haar invloedssfeer liggen.

Overigens is op 13 maart 2013 een voorstel tot wijziging van EG-verordening 261/2004 ingediend, waarmee enkele relevante wijzigingen worden doorgevoerd. Onderdeel hiervan is dat duidelijker moet komen vast te staan wanneer er sprake is van buitengewone omstandigheden. Voor meer informatie verwijs ik naar het artikel ‘De rechten van luchtvaartpassagiers herzien’.