1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Payrolling: afspiegelen binnen de inlener of de uitlener?

Payrolling: afspiegelen binnen de inlener of de uitlener?

In de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, de leidraad die het UWV WERKbedrijf hanteert voor het beoordelen van een ontslagaanvraag, is voor payrollondernemingen een eigen hoofdstuk opgenomen (hoofdstuk 16). Hierin staat dat het afspiegelingsbeginsel voor een payrollonderneming wordt beperkt tot de opdrachtgever waar de payrollwerknemer werkzaam was. Omdat een payrollonderneming geen zeggenschap heeft binnen de opdrachtgever, kan de payrollonderneming enkel ‘de opdrachtgever proberen te bewegen de...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 11 maart 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, de leidraad die het UWV WERKbedrijf hanteert voor het beoordelen van een ontslagaanvraag, is voor payrollondernemingen een eigen hoofdstuk opgenomen (hoofdstuk 16). Hierin staat dat het afspiegelingsbeginsel voor een payrollonderneming wordt beperkt tot de opdrachtgever waar de payrollwerknemer werkzaam was. Omdat een payrollonderneming geen zeggenschap heeft binnen de opdrachtgever, kan de payrollonderneming enkel ‘de opdrachtgever proberen te bewegen de opdracht te beëindigen van de werknemer van de payrollonderneming die volgens het afspiegelingsbeginsel als eerste voor ontslag in aanmerking komt’. De payrollonderneming moet er dus bij zijn opdrachtgever op aandringen dat het afspiegelingsbeginsel binnen diens onderneming wordt toegepast. Weigert de opdrachtgever dat, dan zal volgens de Beleidsregels de payrollonderneming zich hieraan moeten conformeren. Het verzochte ontslag zal dan niet (om die reden) door het UWV worden geweigerd. Dit beleid is één van de factoren die payrolling aantrekkelijk maakt.

Onlangs, op 21 december 2012, heeft de kantonrechter Rotterdam geoordeeld dat de Beleidsregels in strijd zijn met de strekking van de wet (JAR 2013/46). De payrollonderneming WGI had het UWV WERKbedrijf toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met 44 payrollwerknemers die allen voor dezelfde inlener werkzaam waren geweest, op te zeggen. Omdat sommige werknemers arbeidsongeschikt waren en voor hen het opzegverbod gold, kon na verkrijging van toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst van deze werknemers niet worden opgezegd. WGI heeft daarom voor 10 werknemers bij de kantonrechter ontbindingsverzoeken ingediend.

De twee kantonrechters die deze verzoeken behandelden, hebben onderling afgestemd en beslist dat ondanks dat WGI als payrollonderneming de formele werkgever was van de betreffende werknemers, de feitelijke relatie tussen de inlener en de werknemers moet worden aangemerkt als een (materiële) arbeidsovereenkomst. Volgens de kantonrechters was namelijk in de verhouding tussen inlener en payrollwerknemers voldaan aan de elementen van een arbeidsovereenkomst genoemd in artikel 7:610 BW. Om die reden is het volgens de betreffende rechters onjuist dat voor toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet binnen de materieel werkgever zou moeten worden afgespiegeld. Dat dit evenwel toch het beleid is van het UWV, doet volgens de kantonrechter afbreuk aan de strekking van de wet, nu die beoogt zowel in het belang van werknemers als van de Nederlandse arbeidsmarkt sociaal ongerechtvaardigd ontslag te voorkomen. Nu volgens de kantonrechters vaststond dat niet juist was afgespiegeld binnen de materieel werkgever, werden alle verzoeken afgewezen.

Deze uitspraak zal ongetwijfeld een hoop los hebben gemaakt binnen de payrollsector. Door de arbeidsrelatie tussen de inlener en de payrollwerknemer aan te merken als een (materiële) arbeidsovereenkomst, vervaagt immers het onderscheid tussen het formeel en het materieel werkgeverschap. Dit onderscheid vormt echter het fundament voor payrolling. Daarnaast lijkt het er op dat als deze uitspraak navolging krijgt, payrollwerknemers niet (alleen) de payrollonderneming, maar ook hun inlener als werkgever kunnen aanspreken. De consequenties hiervan zijn nauwelijks te overzien, en onduidelijk is dan of de werkgeversverplichtingen zowel bij de payrollonderneming als de inlener komen te liggen. Daarnaast wordt niet enkel bij payrollondernemingen van detacheringsconstructies gebruik gemaakt, maar ook binnen bijvoorbeeld concerns, zodat ook in die situaties de inlener (mogelijk) als materieel werkgever zal hebben moeten gelden. Tot slot zal, indien deze uitspraak navolging krijgt, het UWV WERKbedrijf haar beleid moeten aanpassen. Anders zou immers de ongewenste situatie ontstaan dat de rechtspraak er een ander beleid op nahoudt dan het UWV WERKbedrijf. Dit alles in het licht van het feit dat binnen de politiek payrolling telkens meer een hot issue is, lijkt het enkel een kwestie van tijd voordat de wet- en regelgeving wordt aangepast om de arbeidsrechtelijke positie van de payrollwerknemer meer gewicht te geven.