Het verzoek om compensatie van planschade
De verhuurder van 20 ligplaatsen voor woonboten verzocht om een tegemoetkoming in planschade in de vorm van inkomensschade omdat hij door de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan “Indische buurt en Flevopark” niet langer ligplaatsen kan verhuren. De aanvraag dateert al van februari 2011 en heeft al geleid tot uitspraken in beroep en hoger beroep (ECLI:NL:RVS:2017:1473).
In de nieuwe beslissing op bezwaar heeft het college de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard met het argument dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten dat de in het oude bestemmingsplan opgenomen bestemming -die het gebruik van de haven als ligplaats voor woonboten toeliet – gelet op het gemeentelijke beleid niet de benodigde ligplaatsvergunningen zouden zijn verleend. Er is dus geen planologische verslechtering. De rechtbank liet de beslissing in stand.
Hoger Beroep
De Afdeling stelt vast dat artikel 2.3.1 van de Verordening op het binnenwater (Vob) 2010 verbiedt om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een woonboot ligplaats in te nemen. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de welstand, ordening, de veiligheid, het milieu, het bestemmingsplan en de vlotte en veilige doorvaart. Het college heeft in het besluit gewezen op de Nota Woonbotenbeleid Zeeburg 2003, die was vastgesteld voorafgaand aan de vaststelling van het oude bestemmingsplan "Nieuwe Diep". Daarin was bepaald dat geen nieuwe ligplaatsen zullen worden uitgegeven en dat er in de nieuwe opzet van het Nieuwe Diep geen plaats meer zal zijn voor een groot deel van de aanwezige woonboten, die daar zonder vergunning lagen. Ook uit de plantoelichting van het oude bestemmingsplan volgt dat de woonboten binnen het toekomstbeeld van het park als ongewenst worden gezien. De woonboten zijn in het plan wel positief bestemd, maar het beleid is er op gericht dat deze na vertrek niet meer zijn toegestaan. Ter uitvoering van dit beleid is vervolgens op 19 juni 2007 voor de Flevohaven het Plan van aanpak vastgesteld. Dat heeft er inmiddels in geresulteerd dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan, alle woonboten uit de Flevohaven waren vertrokken.
Maximale invulling en beleid
De Afdeling oordeelt dat het college ervan uit kon gaan dat een aanvraag voor een ligplaatsvergunning gelet op het sinds lange tijd gevoerde beleid over de wijze van verdeling van vrijgekomen ligplaatsen in dit geval op grond van het belang van de ordening zou kunnen worden afgewezen. Dit betekent dat voor de maximale invulling van de bestemming vergunningen op grond van de Vob 2010 nodig waren. Daaruit volgt dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten dat de Flevohaven weer in gebruik zou kunnen worden genomen als ligplaats voor woonboten. De eventuele mogelijkheid van een gedoogde ligplaats doet er niet aan af dat realisatie van de bestemming alleen is toegestaan indien ook de daarvoor benodigde ligplaatsvergunningen zouden zijn verleend.
Dit betekent dat de planvergelijking terecht de in het oude bestemmingsplan opgenomen bestemming op grond waarvan de haven mocht worden gebruikt als ligplaats voor woonboten niet is betrokken. De aanvrager is dus door de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan "Indische buurt en Flevopark" niet in een planologisch nadeliger positie komen te verkeren, en het college heeft zijn aanvraag voor een tegemoetkoming in schade dan ook terecht afgewezen.