1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Planschade: geen risicoaanvaarding/verwijtbaar stilzitten bij opvolgende voorbereidingsbesluiten

Planschade: geen risicoaanvaarding/verwijtbaar stilzitten bij opvolgende voorbereidingsbesluiten

Het is vaste rechtspraak bij planschadezaken dat een eigenaar slechts dan aanspraak heeft op planschadevergoeding wegens het vervallen van bouw- of gebruiksmogelijkheden op zijn eigen perceel, indien hij … in de periode waarin al voortekenen bestonden van de kans dat het planologische regime in voor hem nadelige zin zou veranderen en de bouw- of gebruiksmogelijkheden nog bestonden, concrete pogingen in het werk heeft gesteld om de mogelijkheden te benutten.  Blijft de eigenaar in die situatie...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 04 april 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het is vaste rechtspraak bij planschadezaken dat een eigenaar slechts dan aanspraak heeft op planschadevergoeding wegens het vervallen van bouw- of gebruiksmogelijkheden op zijn eigen perceel, indien hijin de periode waarin al voortekenen bestonden van de kans dat het planologische regime in voor hem nadelige zin zou veranderen en de bouw- of gebruiksmogelijkheden nog bestonden, concrete pogingen in het werk heeft gesteld om de mogelijkheden te benutten.  Blijft de eigenaar in die situatie ‘stilzitten’, dan is dat verwijtbaar en is sprake van risicoaanvaarding. De eventuele planschade blijft dan voor eigen rekening.

De verzoeker om planschade is eigenaar van een perceel met woonboerderij. Het nieuwe bestemmingsplan heeft onder meer tot gevolg dat de voorheen bestaande mogelijkheid om 10 à 11 bejaardenwoningen op het perceel te bouwen is komen te vervallen. Het college heeft het verzoek om planschade afgewezen omdat het vervallen van de bouwmogelijkheden op het perceel sinds 1985 voorzienbaar was. Vanaf 1985 had de raad jaarlijks voorbereidingsbesluiten genomen. De verzoeker heeft volgens de gemeente niet tijdig concrete pogingen ondernomen om deze bouwmogelijkheden te benutten en heeft aldus het risico van de voor hem nadelige planologische wijziging aanvaard.

In hoger beroep heeft de verzoeker aangevoerd dat geen sprake was van voorzienbaarheid ter zake van de sinds 1985 jaarlijks genomen voorbereidingsbesluiten, en dat hem geen verwijtbaar stilzitten/risicoaanvaarding kan worden aangewreven.

In zijn uitspraak van 16 maart 2011 (LJN: BP7753) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de sinds 1985 jaarlijks door de gemeenteraad genomen voorbereidingsbesluiten destijds voor appellant kenbaar waren, en door het college terecht waren aangemerkt als concrete beleidsvoornemens op grond waarvan appellant rekening moest houden met de kans dat de planologische situatie van het perceel in voor hem nadelige zin zou veranderen.

De Afdeling is echter met verzoeker van oordeel dat hem niet kan worden verweten dat hij niet tijdig concrete pogingen heeft ondernomen om de bouwmogelijkheden te benutten. Vanaf de verkrijging door verzoeker van de volledige eigendom van het perceel op 30 december 2003 (voor die tijd en wel vanaf 1973 was sprake van bloot eigendom en vruchtgebruik ten behoeve van zijn moeder) tot en met 10 februari 2006 hebben ter zake van het perceel steeds voorbereidingsbesluiten gegolden. Van verzoeker behoefde in die periode niet behoefde te worden verwacht dat hij concrete pogingen zou doen om de nog bestaande bouwmogelijkheden te benutten.

Dat verzoeker in de periode van 11 februari 2006 (expireerdatum laatste voorbereidingsbesluit) tot de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan op 24 maart 2006 niet alsnog concrete pogingen heeft ondernomen om de bouwmogelijkheden te benutten biedt de college geen soelaas. Een periode van slechts anderhalve maand om in actie te komen vindt de Afdeling te kort.