1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Planschade Lelystad: voorzienbaarheid en maximale invulling

Planschade Lelystad: voorzienbaarheid en maximale invulling

De plantoelichting van het voorgaande bestemmingsplan en van aangrenzende bestemmingsplannen leidt alleen bij specifieke aanwijzingen tot voorzienbaarheid. De onmogelijkheid van verkrijging van een milieuvergunning wordt in aanmerking genomen bij de planvergelijking.
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 03 december 2020
Laatst gewijzigd 03 december 2020

Inleiding 

De eigenaar van een agrarisch bedrijf verzoekt om vergoeding van planschade vanwege het in 2013 in werking getreden bestemmingsplan "Stadsrandgebied" en het naar aanleiding van een gedeeltelijke vernietiging daarvan op 31 oktober 2014 inwerking getreden reparatieplan "Stadsrandgebied". Op grond daarvan is het niet langer toegestaan om evenhoevigen te houden en mogen de gronden buiten het bouwvlak niet langer worden gebuikt als intensieve veehouderij. Het voorgaande bestemmingsplan "Spoorbaan Noord" kende deze beperkingen niet.

De gemeente Lelystad heeft, conform het advies van de SAOZ, de aanvraag afgewezen. Volgens de SAOZ was het verbod om evenhoevigen weliswaar een aanzienlijke beperking voor een veehouderij. Maar het was volgens SAOZ uitgesloten dat ten tijde van het voorgaande plan van deze planologische mogelijkheid gebruik zou zijn gemaakt omdat daarvoor geen milieuvergunning verleend zou zijn. De SAOZ vond het verbod op evenhoevigen bovendien voorzienbaar. Volgens SAOZ en dus de gemeente had de eigenaar er  ten tijde van de aankoop van het perceel op 14 mei 2010 rekening mee moeten houden dat op enig moment een verbod op het houden van evenhoevigen in een cirkel van 3 km rondom het onderzoeksinstituut van kracht zou worden. De gronden van de eigenaar liggen op 300 meter van het instituut. In de toelichting van het op dat moment voor het perceel geldende bestemmingsplan "Spoorzone Noord” is de inspraakreactie van het onderzoeksinstituut weergegeven waarin het instituut verzoekt om een dergelijk verbod in het plan op te nemen om eventuele besmetting van virusziekten waarmee gewerkt wordt te voorkomen. Uit de toelichting volgt dat er toen voor gekozen is het verbod niet in het plan op te nemen omdat het destijds niet als ruimtelijk relevant werd gezien, waardoor het niet in het bestemmingsplan kon worden geregeld. Ook kon volgens SAOZ uit het in 1989 vastgestelde bestemmingsplan "Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord" worden afgeleid dat er sprake was van een 3 km-zone rondom het instituut. Dat plan gold niet voor de gronden van de eigenaar maar voor nabijgelegen gronden.

Oordeel Afdeling: geen voorzienbaarheid

De Afdeling oordeelt in zijn uitspraak van 2 december 2020 dat aan de eigenaar geen voorzienbaarheid kan worden tegengeworpen.

De toelichting van het bestemmingsplan "Spoorzone Noord" kan niet worden aangemerkt als een concreet beleidsvoornemen op grond waarvan de eigenaar ten tijde van de aankoop van het onroerende goed een voornemen tot verandering van het planologische regime voor zijn perceel moest aannemen. Uit de toelichting volgt immers dat de raad afziet van het opnemen van een verbod op het houden van evenhoevigen in een cirkel van 3 km rondom het onderzoeksinstituut in het plan. Ook de toelichting van het bestemmingsplan uit 1989 leidt niet tot voorzienbaarheid. Dat plan heeft geen betrekking op het perceel van de eigenaar, en in de toelichting is niet vermeld dat  het verbod op het houden van evenhoevigen ook tot een planologische wijziging voor het perceel van de eigenaar zou leiden.

Oordeel Afdeling over maximale invulling bij planvergelijking

De eigenaar voerde in hoger beroep aan dat de SAOZ ten onrechte tot de conclusie was gekomen dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de in het voorgaande plan opgenomen mogelijkheid om evenhoevigen te houden niet gerealiseerd zou kunnen worden. De Afdeling stelt vast dat het houden van evenhoevigen zoals mogelijk op grond van het voorgaande plan, al niet meer mogelijk was omdat daarvoor geen milieuvergunning verkregen had kunnen worden. De SAOZ had verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4396 waarin de afwijzing van een aanvraag van de eigenaar voor een milieuvergunning voor een pluimvee- en varkenshouderij ter beoordeling voorlag. Uit deze uitspraak volgt volgens de SAOZ dat het voorafgaand aan de inwerkingtreding van het nieuwe planologische regime al onmogelijk was om op deze locatie evenhoevigen te houden. In die uitspraak had de Afdeling overwogen dat de gemeente de milieuvergunning terecht had geweigerd vanwege de nabijheid van het onderzoeksinstituut en het reële en niet te beperken risico op de verspreiding van dierziekten.

De Afdeling wijst erop dat beperkingen op grond van milieuregelgeving mogen worden betrokken bij de planvergelijking. Voor de vraag of de maximale mogelijkheden van het voorgaande plan gerealiseerd hadden kunnen worden, is ook van belang of daarvoor op grond van milieuregelgeving een vergunning had kunnen worden verleend.  Gelet op de uitspraak van 28 november 2012 heeft het college er van uit kunnen gaan dat een aanvraag voor een milieuvergunning voor het houden van evenhoevigen op het bedrijf zou worden afgewezen.  Hieruit volgt dat de voor de invulling van de maximale mogelijkheden van het plan benodigde omgevingsvergunning voor het inwerking hebben van een inrichting, niet zou kunnen worden verkregen. Het was dus inderdaad met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uitgesloten dat het bedrijf zou kunnen worden gebruikt voor het houden van evenhoevigen.

 Heeft u vragen over dit artikel of nadeelcompensatie/planschade? Neemt u gerust contact op met Hanna Zeilmaker of Joske Hagelaars, de ervaren specialisten planschade en nadeelcompensatie van Dirkzwager.