1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Planschade Loenen: geen ruime uitleg planvoorschriften

Planschade Loenen: geen ruime uitleg planvoorschriften

In een planschadezaak van de gemeente Loenen heeft de Raad van State op 26 september 2012 geoordeeld dat het college het advies van de SAOZ dat geen sprake was van een planologisch nadeligere positie niet had mogen volgen.De casusEen in 2006 verleende vrijstelling op grond van art. 19 lid 1 WRO maakte de realisering van een zogenaamde samenwoonschool mogelijk.In het uitbreidingsplan van 1964 was het perceel bestemd voor bebouwing ten dienste van bijzondere doeleinden. Op grond van de bij het...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 05 oktober 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een planschadezaak van de gemeente Loenen heeft de Raad van State op 26 september 2012 geoordeeld dat het college het advies van de SAOZ dat geen sprake was van een planologisch nadeligere positie niet had mogen volgen.

De casus
Een in 2006 verleende vrijstelling op grond van art. 19 lid 1 WRO maakte de realisering van een zogenaamde samenwoonschool mogelijk.

In het uitbreidingsplan van 1964 was het perceel bestemd voor bebouwing ten dienste van bijzondere doeleinden. Op grond van de bij het uitbreidingsplan behorende voorschriften mogen op gronden met die bestemming uitsluitend worden opgericht gebouwen van openbaar nut en daarmee gelijk te stellen inrichtingen, zoals scholen, kerken, verenigingsgebouwen, badhuizen, consultatiebureaus, kantoren, hotels, cafés, restaurants, bioscopen en theaters met bij elke inrichting ten hoogste één bijbehorende, al dan niet vrijstaande woning. De gebouwen moeten worden geplaatst binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrenzen. Het op de kaart ingeschreven percentage geeft aan welk deel van het gehele bijbehorende perceel ten hoogste mag worden bebouwd. Dat percentage was 35 %.

Op grond van artikel 10 van de planvoorschriften zijn burgemeester en wethouders bevoegd voor terreinen, die in eigendom aan de gemeente toebehoren, met voorafgaande toestemming van gedeputeerde staten van Utrecht in nader omschreven gevallen af te wijken of afwijking toe te staan van bestemmingen en rooilijnen. hetzij ten behoeve van de toepassing van een andere verkavelingswijze, welke wenselijk is met het oog op het te bouwen woningtype, hetzij in het belang van een esthetisch of technisch beter verantwoorde plaatsing van woningblokken of bijzondere of openbare gebouwen, hetzij ter tegemoetkoming aan bij de uitwerking en uitvoering van het plan nader blijkende behoeften aan openbare of bijzondere gebouwen, winkels, werkplaatsen, garages of andere buurtvoorzieningen, af te wijken of afwijking toe te staan van bestemmingen en rooilijnen.

Advies SAOZ
In haar advies heeft de SAOZ uiteengezet dat de vrijstelling uit 2006 niet tot gevolg heeft dat verzoeker in planologisch opzicht in een nadeliger positie was komen te verkeren, omdat het onder het oude planologische regime, gelet op de algemene afwijkingsbevoegdheid van artikel 10 van de planvoorschriften, mogelijk was op het perceel een gebouw van ten minste dezelfde afmetingen als de samenwoonschool op te richten en het gebruik van dat gebouw voor de omgeving tot meer overlast dan de samenwoonschool had kunnen leiden. Het college had het advies van de SAOZ aan haar besluiten ten grondslag gelegd en die besluiten in bezwaar gehandhaafd.

Standpunt college
Het college betoogde dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het, door de besluitvorming op het advies van de SAOZ te baseren, in strijd met de artikelen 3:9, 3:49 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft gehandeld, omdat het advies berust op de onjuiste veronderstelling dat het onder het oude planologische regime mogelijk was om met toepassing van artikel 10 van de planvoorschriften van het in het uitbreidingsplan vastgestelde maximale bebouwingspercentage af te wijken. Daartoe voert het college aan, met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2003 in zaak nr. 200202768/1 en een nader advies van de SAOZ van 12 januari 2012, dat het uitbreidingsplan geen gebruiksbepalingen behelst, zodat artikel 10 van de planvoorschriften, ook gelet op de systematiek van die voorschriften, niet slechts tot de gebruiksmogelijkheden beperkt is, maar ook op de bebouwingsmogelijkheden betrekking heeft.

Oordeel Afdeling bestuursrechtspraak
De Afdeling is het niet eens met de SAOZ en met het college. Dat het begrip 'bestemmingen' niet in de planvoorschriften is gedefinieerd en in de planvoorschriften geen gebruiksregels zijn opgenomen, betekent volgens de Afdeling niet dat geen onderscheid tussen bestemmingen en bebouwingsvoorschriften kan worden gemaakt en dat alle met de bestemming samenhangende voorschriften, waaronder het bebouwingspercentage, onder het begrip 'bestemmingen' in de zin van artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften vallen. De Afdeling vindt van belang dat de planwetgever onderscheid heeft maakt tussen de bestemming en het bebouwingspercentage en dat een ruime uitleg van artikel 10, eerste lid, zich niet met het algemene rechtsbeginsel der rechtszekerheid verdraagt.

 Heeft u vragen? Neemt u contact op met mr. Hanna Zeilmaker, planschadespecialist