1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Planschade Meppel: binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid, normaal maatschappelijk risico

Planschade Meppel: binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid, normaal maatschappelijk risico

De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt in haar uitspraak van 5 juni 2013 dat de gemeente Meppel ten onrechte niet heeft onderzocht of de planschade binnen het normaal maatschappelijk risico valt.De casusDe gemeente Meppel had vergoedingen toegekend ter tegemoetkoming in planschade voor waardevermindering als gevolg van een vrijstelling die de bouw van drie woningen met garages mogelijk maakte. De appellant, die op grond van een planschadeovereenkomst de planschadekosten aan de gemeente dien...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 11 juni 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt in haar uitspraak van 5 juni 2013 dat de gemeente Meppel ten onrechte niet heeft onderzocht of de planschade binnen het normaal maatschappelijk risico valt.

De casus
De gemeente Meppel had vergoedingen toegekend ter tegemoetkoming in planschade voor waardevermindering als gevolg van een vrijstelling die de bouw van drie woningen met garages mogelijk maakte. De appellant, die op grond van een planschadeovereenkomst de planschadekosten aan de gemeente diende te vergoeden, betoogde dat de gemeente was uitgegaan van een onjuiste planvergelijking en dat ook de beoordeling van het geïntensiveerde gebruik als gevolg van de vrijstelling niet juist was.

De appellant betoogde verder dat het college ten onrechte niet heeft beoordeeld of de schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt. Volgens appellant was dat het geval omdat de drie woningen volledig in de omgeving passen zonder de aard en het karakter ervan te verstoren.

Binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid blijft bij planvergelijking buiten beschouwing
De Afdeling stelt voorop dat nu de Wro van toepassing is de binnenplanse ontheffingsmogelijkheid bij de maximale invulling van het bestemmingsplan bij de planvergelijking buiten beschouwing moet worden gelaten. De gemeente had de vrijstellingsmogelijkheid onder het oude plan dan ook terecht niet in de planvergelijking betrokken.

Normaal maatschappelijk risico ten onrechte niet onderzocht
De Afdeling is het eens met appellant dat de gemeente ten onrechte niet heeft gekeken naar het normaal maatschappelijk risico. Onder verwijzing naar de uitspraak van 29 februari 2012 (zie mijn bespreking daarvan) overweegt de Afdeling dat aangezien het vrijstellingsbesluit tussen 1 september 2005 en 1 juli 2008 in werking is getreden en de aanvragen om een tegemoetkoming zijn ingediend in de periode tussen 1 juli 2008 en 1 september 2010, artikel 9.1.18 van de Invoeringswet Wro met zich brengt dat artikel 6.2, eerste lid, van de Wro op de aanvraag van toepassing is. Dat artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wro niet op de aanvragen van toepassing is, doet daaraan niet af. Het college heeft dus ten onrechte niet onderzocht of, en zo ja, in hoeverre de door aanvragers geleden schade binnen het normale maatschappelijke risico valt en krachtens artikel 6.2, eerste lid, van de Wro geheel of gedeeltelijk voor hun rekening behoort te blijven. De rechtbank had dit niet onderkend.

De Afdeling draagt de gemeente op alsnog te bepalen of de schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt.

Nmr: lijn der verwachtingen, aard en omvang , afstand
De Afdeling overweegt verder, met verwijzing naar haar uitspraak van 5 september 2012 (zie mijn bespreking daarvan) dat de vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop de ontwikkeling zich zou voordoen. In dit verband komt betekenis toe aan de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gevoerde planologische beleid past. Omstandigheden die verder van belang kunnen zijn, zijn de afstand van de locatie waar de ontwikkeling heeft plaatsgevonden tot de onroerende zaak van de aanvrager en de aard en de omvang van het door de ontwikkeling veroorzaakte nadeel. Gelet hierop zal het college dienen te motiveren of en zo ja, in hoeverre de door de aanvragers geleden schade tot het normale maatschappelijke risico behoort. De omstandigheid dat het tweede lid van artikel 6.2 Wro niet van toepassing is op de aanvragen om een tegemoetkoming in de planschade, staat er niet aan de in de weg dat toch een forfaitaire drempel of een kortingspercentage wordt toegepast.

Heeft u vragen? Neemt u contact op met mr. Hanna Zeilmaker, planschadespecialist