1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Provincies komen natuurbeschermingsorganisaties te hulp

Provincies komen natuurbeschermingsorganisaties te hulp

Vorig jaar besliste de Europese Commissie dat natuurbeschermingsorganisaties als onderneming zijn aan te merken in de zin van de mededingingsregels. Om deze reden hebben natuurbeschermingsorganisaties ook te maken met de staatssteunregels. De Nederlandse provincies zijn het daar niet mee eens en hebben beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie.AchtergrondAl jaren maakten particuliere grondbezitters onder andere bezwaar tegen subsidies aanterrein beherende organisaties (TBO’s), als...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 23 april 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Vorig jaar besliste de Europese Commissie dat natuurbeschermingsorganisaties als onderneming zijn aan te merken in de zin van de mededingingsregels. Om deze reden hebben natuurbeschermingsorganisaties ook te maken met de staatssteunregels. De Nederlandse provincies zijn het daar niet mee eens en hebben beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie.

Achtergrond
Al jaren maakten particuliere grondbezitters onder andere bezwaar tegen subsidies aan
terrein beherende organisaties (TBO’s), als Natuurmonumenten en de 12 provinciale landschappen. Dankzij deze subsidies konden TBO’s immers particuliere grondeigenaren overtroeven bij de aankoop van gronden. Uiteindelijk wijzigde Nederland de subsidieregeling grondverwerving ten behoeve van natuurbehoud. De nieuwe subsidieregeling, de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SNL) is vorig jaar door de Europese Commissie goedgekeurd. Tegen dit besluit hebben de provincies beroep ingesteld, waarbij de provincies twee middelen aanvoeren.

Eerste beroepsgrond
De eerste beroepsgrond bestaat feitelijk ook weer uit twee delen. Allereerst voeren de provincies aan dat de Europese Commissie het begrip staatssteun verkeerd heeft toegepast. Zo zijn de provincies van mening dat de Europese Commissie TBO´s ten onrechte heeft aangemerkt als onderneming in de zin van de mededingingsregels. Indien de TBO’s al als onderneming zijn aan te merken, levert subsidieverlening volgens de provincies bovendien geen economisch voordeel op. Dit vanwege de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden. En als de subsidieverlening toch een voordeel oplevert, dan heeft dat in de ogen van de provincies geen negatieve gevolgen voor de handel tussen de lidstaten.

Op de tweede plaats stellen de provincies dat natuurbescherming in Nederland een dienst van algemeen belang is in de zin van artikel 2 van Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang. Daarom is het mededingingsrecht volgens de provincies niet van toepassing op TBO´s. Als het mededingingsrecht al van toepassing zou zijn, vormen de subsidies aan de TBO’s geen staatssteun omdat TBO’s een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) verrichten, waarbij wordt voldaan aan de vier Altmark criteria. In het bestreden besluit had de Europese Commissie aangenomen dat met name aan het vierde criterium niet was voldaan. Op grond van het vierde criterium moet de compensatie voor een dienst van algemeen economisch belang worden vastgesteld via een open, transparante en niet-discriminerende openbare tenderprocedure waarbij de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren.

Bij wijze van alternatief mogen overheden het bedrag van de compensatie ook vaststellen op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde en afdoende uitgeruste onderneming zou hebben gemaakt (de zogeheten "benchmarking"-methode). Bij de selectieprocedure in het kader van de SNL is de overheid niet verplicht de begunstigde te kiezen die heeft aangetoond dat hij natuurbeheerdiensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren. Of de subsidieaanvrager in aanmerking komt, wordt vooral bepaald op grond van diens kwalificaties. Verder constateerde de Europese Commissie dat bij de selectieprocedure niet wordt gekeken of de potentiële begunstigde een goed beheerde onderneming is die een efficiënte dienst kan verrichten. Daarom was er volgens de Europese Commissie geen ruimte om de benchmarking-methode toe te passen. De provincies betogen dat dit oordeel van de Europese Commissie niet juist is.

Tweede beroepsgrond
De tweede beroepsgrond is niet inhoudelijk van aard. De provincies zijn van mening dat de Europese Commissie de bestreden beschikking onvoldoende heeft gemotiveerd.