1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Raad van State scherpt rechtspraak aan over toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur

Raad van State scherpt rechtspraak aan over toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur

Op 31 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in twee uitspraken haar eigen rechtspraak over de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (“Wob”) verduidelijkt.
Leestijd 
Auteur artikel Jelmer Keur
Gepubliceerd 22 februari 2018
Laatst gewijzigd 25 februari 2019

Op 31 januari 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in twee uitspraken haar eigen rechtspraak over de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (“Wob”) verduidelijkt. Concreet gaat het om het om de volgende vraagstukken:

    • artikel 10 lid 2 sub e Wob: wanneer verzet de relatieve weigeringsgrond van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich tegen openbaarmaking van namen van ambtenaren/medewerkers van bestuursorganen? (ECLI:NL:RVS:2018:321); en

 

    • artikel 11 Wob: wanneer is sprake persoonlijke beleidsopvattingen in documenten bestemd voor intern beraad? (ECLI:NL:RVS:2018:314).



Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (ECLI:NL:RVS:2018:321)
Artikel 10 lid 2 sub e Wob luidt: “Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen […] de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer[.]”

De Afdeling heeft in haar uitspraken van 4 juni 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD3114 en 3 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL1844 overwogen dat namen van ambtenaren persoonsgegevens zijn en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich tegen openbaarmaking kan verzetten. Daarbij is van belang is dat het hier niet gaat om het opgeven van een naam aan een individuele burger die met een ambtenaar in contact treedt, maar om openbaarmaking in de zin van de Wob.

De Afdeling scherpt haar jurisprudentie aan en overweegt dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van namen van medewerkers van bestuursorganen die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt.

Persoonlijke beleidsopvattingen (ECLI:NL:RVS:2018:314)
Artikel 11 lid 1 Wob luidt: “In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.”

Deze wetsbepaling biedt de basis om documenten voor intern beraad die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten te weigeren. Feitelijke gegevens zijn echter geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen dus niet op grond van artikel 11 lid 1 Wob worden geweigerd. Feitelijke gegevens kunnen wel zodanig met die opvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is om deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd.

De Afdeling verduidelijkt haar rechtspraak op dit punt. Volgens de Afdeling moet een bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, zoals alinea’s, bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag in beginsel het betrokken onderdeel van het document worden geweigerd op grond van artikel 11 Wob. Een bestuursorgaan hoeft niet binnen een zelfstandig onderdeel van een document per zin of zinsdeel te bepalen of verwevenheid een weigering kan rechtvaardigen.

Verder oordeelt de Afdeling dat voor zover in documenten voor intern beraad sprake is van feitelijke gegevens waarvan verstrekking niet vanwege verwevenheid kan worden geweigerd, geldt het volgende. Als die feitelijke gegevens uitsluitend bestaan uit informatie die op een andere wijze al openbaar is, dan hoeven deze gegevens niet te worden verstrekt. Op informatie die reeds van overheidswege openbaar is gemaakt, is de Wob niet van toepassing (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3563 en van 20 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1165).

Conclusie
De twee besproken uitspraken bieden bestuursorganen steviger handvatten bij de beoordeling van Wob-verzoeken. In het geval bij Wob-verzoeken de artikelen 10 lid 2 sub e Wob en artikel 11 Wob in het geding zijn, dan is raadzaam als bestuursorganen in hun besluitvorming bij deze nieuwe rechtspraak aansluiting zoeken. Dit geeft in een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure blijk van een zorgvuldige, actuele belangenafweging op dit punt.

Wilt u meer weten over de toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.