Aanleiding
De Commissie geurhinder en veehouderij is in juni 2018 door de minister van Infrastructuur en Waterstaat ingesteld. Aanleiding is de geurhinder die omwonenden van veehouderijen ervaren doordat de veelgebruikte combi-luchtwassers onvoldoende werken. Dit heeft in een eerder stadium ertoe geleid dat de veronderstelde rendementen van deze luchtwassers in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) aanzienlijk zijn verlaagd.
Problematiek
De Commissie benoemt een aantal problemen bij het reguleren van geurhinder door veehouderijen.
Het eerste probleem is een gebrek aan vertrouwen bij omwonenden én veehouders. Omwonenden merken dat veehouders legaal de geldende geurnormen kunnen overschrijden. Zo kan ook bij het overschrijden van de geldende geurnormen in bepaalde gevallen een vergunning worden verleend. Een voorbeeld is de zogenaamde ‘50%-regeling’.
Een tweede probleem is dat de cumulatie(opeenstapeling) van geur geen rol van betekenis speelt bij het vergunnen van veehouderijen. Dit komt doordat binnen de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) alleen gekeken wordt naar de ‘voorgrondbelasting’, kort gezegd de geuremissie(uitstoot) van de veehouderij zelf. De totale geurbelasting op een woning (‘achtergrondbelasting’) speelt binnen de Wgv geen rol, terwijl het in de praktijk vaak voorkomt dat omwonenden meer stankoverlast in en rondom hun woning ervaren.
De Commissie constateert daarnaast dat het huidige wettelijk kader van geurnormering zeer complex en gefragmenteerd is. De Wgv ziet bijvoorbeeld alleen op de geur afkomstig van dieren; geur afkomstig van bijvoorbeeld mestverwerking wordt in andere wetgeving geregeld.
Het belangrijkste probleem is volgens de Commissie de overschrijding van geurnormen door bestaande veehouderijen met combi-luchtwassers. Veel van deze veehouderijen zijn vergund op grond van de ‘oude’, gunstigere rendementseisen, die zijn opgenomen in de omgevingsvergunning. Het bevoegde gezag heeft in dat geval slechts beperkte mogelijkheden om handhavend op te treden. Het wijzigen of intrekken van een verleende omgevingsvergunning komt niet vaak voor. Wel kan het bevoegd gezag de veehouderij planologisch ‘wegbestemmen’, maar dit kan weer leiden tot een (hoge) planschadevergoeding of andere vorm van financiële compensatie.
Aanbevelingen
Naar aanleiding van de geconstateerde problemen formuleert de Commissie een drietal structurele aanbevelingen.
Allereerst moeten er emissiegrenswaarden worden vastgesteld waaraan een veehouder zich permanent moet houden. Dit betekent dat de maximale geuruitstoot van een veehouderij continu moet worden beoordeeld, dus niet alleen bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Omwonenden kunnen dan de veehouder aanspreken op zijn geuruitstoot. De veehouder kan zich bovendien niet meer ‘verschuilen’ achter zijn omgevingsvergunning.
Daarnaast roept de Commissie op om meer inzicht te geven in de effectiviteit van luchtwassers. De huidige veronderstelde geurrendementen sluiten onvoldoende aan bij de praktijk. De Commissie geeft aan dat de betrouwbaarheid van luchtwassers kan worden vergroot door te werken met een meer conservatieve inschatting van de rendementen van luchtwassers. Ook moet meer rekening worden gehouden met de inrichting van de stal.
De derde aanbeveling ziet op het bieden van maatwerk voor afzonderlijke gebieden. Er moet per gebied worden bepaald welke aanpak van geurhinder het beste is. Daarbij moeten er meer mogelijkheden komen om rekening te houden met cumulatie van geurhinder en het ingrijpen in bestaande situaties.
Reactie staatssecretaris
In haar brief van 23 april jl. geeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (“de staatssecretaris”) als eerste reactie aan dat zij het doel van de emissiewaarden onderschrijft, maar dat het meten en monitoren van emissiegrenswaarden praktisch gezien nog niet goed mogelijk is. Wel wordt ingezet op onderzoek naar het meten van geur, zoals het ontwikkelen van sensoren, en het verbeteren van de rendementen van luchtwassers. Daarnaast onderschrijft de staatssecretaris het belang van het meewegen van de cumulatieve geurbelasting op een woning.
Verder wijst de staatssecretaris nog op een aantal maartregelen die op korte termijn worden doorgevoerd. Zo wordt in het kader van het ‘Hoofdlijnenakkoord warme sanering varkenshouderij’ in het voorjaar van 2019 een subsidieregeling ingevoerd om de grote hoeveelheid varkenshouderijen in concentratiegebieden (Oost- en Zuid-Nederland) terug te dringen. Ook bestaat er een stoppersregeling voor bedrijven die niet voldoen aan het Besluit emissiearme huisvesting, die nog loopt tot 1 januari 2020. Verder kennen diverse provincies een zogenaamde ‘proefstalregeling’, die het mogelijk maakt om te experimenteren met innovatieve stalsystemen die minder geur uitstoten.
Interessant is dat de Staatssecretaris in reactie op de derde aanbeveling aankondigt dat zij in gesprek zal gaan over het eventueel ingrijpen in bestaande situaties door bevoegd gezag. Wij juichen dit toe, omdat uit het rapport duidelijk blijkt dat sprake is van zeer schrijnende gevallen, waarbij naar ons oordeel ook kan worden gesproken van onaanvaardbare en daarmee onrechtmatige hinder. Wij zijn dan ook benieuwd naar de verdere stappen, en de voortvarendheid die daarbij wordt betracht.
Tot slot
De Staatssecretaris streeft ernaar de definitieve beleidsreactie op het rapport voor de zomer toe te sturen. Wij houden u op de hoogte!
Heeft u vragen over vragen over de Wet geurhinder en veehouderij? Of wilt u opkomen tegen stankoverlast veroorzaakt door een nabijgelegen veehouderij? Belt of mailt u met mr. Hanna Zeilmaker of mr. Jeroen Niederer. Wij helpen u graag verder.