1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Recreatiewoning als beleggingsobject

Recreatiewoning als beleggingsobject

Sommige mensen kopen een recreatiewoning voor eigen gebruik, andere zien het als beleggingsobject en hopen hiermee rendement te verkrijgen. Wanneer een recreatiewoning als beleggingsobject wordt aangeboden, kan het zijn dat dit aanbod valt onder de Wet financieel toezicht (Wft). De woning moet dan tegen betaling zijn verkregen en aan de koper moet een rendement in geld in het vooruitzicht worden gesteld, waarbij het beheer van de recreatiewoning hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander d...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 30 november 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Sommige mensen kopen een recreatiewoning voor eigen gebruik, andere zien het als beleggingsobject en hopen hiermee rendement te verkrijgen. Wanneer een recreatiewoning als beleggingsobject wordt aangeboden, kan het zijn dat dit aanbod valt onder de Wet financieel toezicht (Wft). De woning moet dan tegen betaling zijn verkregen en aan de koper moet een rendement in geld in het vooruitzicht worden gesteld, waarbij het beheer van de recreatiewoning hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander dan de koper.

In een zaak die speelde voor rechtbank Gelderland (de uitspraak leest u hier) was de vraag aan de orde of de gekochte recreatiewoning een beleggingsobject was. De rechtbank stelde in die zaak vast dat dit inderdaad het geval was. Partijen verschilden uitsluitend van mening over de vraag of voldaan was aan het vereiste dat het beheer grotendeels door een ander dan de koper werd uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat dit het geval was. Daarbij woog mee dat de niet de koper, maar het recreatiepark het exclusieve recht van verhuur van de recreatiewoning had, zij de huishoudelijke services in relatie tot de recreatiewoning liet uitvoeren én zij tot slot bepaalde welke werkzaamheden wanneer zouden moeten worden uitgevoerd op kosten van de koper. Zodoende werd het beheer van de recreatiewoning hoofdzakelijk door een ander dan de koper/eigenaar uitgevoerd.

De koper in kwestie was teleurgesteld over het rendement dat de gekochte recreatiewoning hem opleverde. De vervolgvraag was dan ook of hij civielrechtelijk een beroep zou kunnen doen op schending van verplichtingen die voor de verkoper voortvloeiden uit de Wft. De rechtbank sluit dat niet zondermeer uit en kijkt daarbij naar de verplichting die de verkoper heeft geschonden.

De verkoper had in dit geval moeten vermelden dat hij was vrijgesteld van de vergunningsplicht en niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De rechtbank overweegt vervolgens: “Bestuursrechtelijk heeft de AFM ervoor gekozen de aanbieders (van vakantiewoningen, CR) alsnog in de gelegenheid te stellen om aan de vrijstellingsvermelding te voldoen. De AFM is niet overgegaan tot handhaving van de regels zoals deze gelden voor vergunningsplichtigen. Tegen die achtergrond is er geen rechtvaardiging om dit civielrechtelijk wel te doen.” Een harde conclusie verbindt de rechtbank daar niet aan, maar zij gaat op onderzoek uit: “Civielrechtelijk moet worden beoordeeld wat het rechtsgevolg is van het niet vermelden van de vrijstelling.” De rechtbank doet dit op de rechtsgrondslag “dwaling”.

De verkrijger van de vakantiewoning had echter niet gesteld dat hij, indien hij zou hebben geweten dat de verkoper niet onder toezicht van de AFM viel, de koopovereenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarde zou hebben gesloten. Omdat de verkrijger dit niet had gesteld, neemt de rechtbank aan dat daar ook geen sprake van is en is er dus geen sprake van dwaling.

Afronding

Heeft u een recreatiewoning op een vakantiepark gekocht als beleggingsobject en wilt u daarover meer informatie? Neem contact op met mr. Charlotte Raaimakers, advocaat Leisure & Hospitality te Nijmegen.