1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Tijdige verzending bezwaarschrift door verklaring van getuige

Tijdige verzending bezwaarschrift door verklaring van getuige

Een belanghebbende kan aan de hand van verklaringen van getuigen aannemelijk maken dat een bezwaarschrift of beroepschrift tijdig is verzonden. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2013.Wettelijk kaderDe termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of beroepschrift is zes weken (artikel 6:7 Awb). Het is van groot belang dat een bezwaar- of beroepschrift binnen die termijn wordt ingediend. Als dat namelijk na afloop van de te...
Leestijd 
Auteur artikel Kristy Tilleman (uit dienst)
Gepubliceerd 14 januari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een belanghebbende kan aan de hand van verklaringen van getuigen aannemelijk maken dat een bezwaarschrift of beroepschrift tijdig is verzonden. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2013.

Wettelijk kader
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of beroepschrift is zes weken (artikel 6:7 Awb). Het is van groot belang dat een bezwaar- of beroepschrift binnen die termijn wordt ingediend. Als dat namelijk na afloop van de termijn wordt gedaan, dan wordt het bezwaar of het beroep niet-ontvankelijk verklaard en wordt dus niet meer toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. In artikel 6:11 Awb wordt op het voorgaande wel een uitzondering gemaakt. Niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar- of beroepschrift in verzuim is geweest, maar van zo’n verschoonbare termijnoverschrijding is alleen in zéér uitzonderlijke gevallen sprake.

Wanneer is een bezwaar- of beroepschrift dan tijdig ingediend? Dat is het geval als het bezwaar- of beroepschrift voor het einde van de termijn van zes weken door de bevoegde instantie is ontvangen (artikel 6:9 lid 1 Awb).Dit is het uitgangspunt en wordt ook wel de ontvangsttheorie genoemd. Het indienen van het bezwaar- of beroepschrift kan op twee manieren: door afgifte aan de balie bij de bevoegde instantie of door verzending per post. Bij een verzending per post heeft de indiener van het bezwaar- of beroepschrift het niet geheel in de hand dat het stuk ook tijdig wordt bezorgd. Daarom is er ook de verzendtheorie (artikel 6:9 lid 2 Awb). Die houdt in dat een bezwaar- of beroepschrift ook op tijd is ingediend als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en dan buiten de termijn binnenkomt (maar niet langer dan een week). Wanneer is een poststuk ter post bezorgd? Op het moment dat het in de brievenbus is gedaan (vóór de laatste buslichting) of op het moment dat het op het postkantoor is aangeboden. Uiteraard is daarbij vereist dat het poststuk voldoende is gefrankeerd en er dus bijvoorbeeld voldoende postzegels op zijn geplakt.

Procesverloop
In de hierboven genoemde zaak heeft de belastingdienst het door appellante gemaakte bezwaar tegen het besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb is volgens de belastingdienst ook geen sprake. De rechtbank heeft de belastingdienst in het gelijk gesteld. Bij de Raad van State betoogt appellante dat de rechtbank dit ten onrechte heeft gedaan, aangezien zij haar bezwaarschrift tijdig ter post heeft bezorgd.

Oordeel Raad van State
Als een bestuursorgaan stelt dat hij een bezwaarschrift niet heeft ontvangen, dan moet volgens de Raad van State een belanghebbende meer doen dan alleen stellen dat het bezwaarschrift ter post is bezorgd of is afgeven om aan te nemen dat het bezwaarschrift is verzonden. Het is dan aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat het bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd of is afgegeven. De Raad van State geeft aan dat dit bijvoorbeeld kan worden gedaan aan de hand van verklaringen van getuigen.

In dit geval heeft de appellante een schriftelijke verklaring van haar vriendin en vader overgelegd. De vriendin en vader verklaren hierin dat zij het bezwaarschrift hebben opgesteld en dat het bezwaarschrift na ondertekening door appellante per post is verzonden naar de belastingdienst. Ter zitting bij de Raad van State heeft de vriendin vervolgens ook een verklaring onder ede afgelegd. Zij heeft daarin een nadere concretisering van de terpostbezorging van het bezwaarschrift van appellante gegeven. Die verklaring is in lijn met de eerdere schriftelijke verklaring. Op grond van het voorgaande komt de Raad van State tot de conclusie dat appellante aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig bezwaar heeft gemaakt.

Conclusie
Als een bestuursorgaan stelt dat een bezwaarschrift niet is ontvangen, dan kan een belanghebbende aan de hand van verklaringen van getuigen aannemelijk maken dat een bezwaarschrift tijdig is verzonden. Hetzelfde zal gelden voor het verzenden van een beroepschrift. Niet duidelijk is of het moet gaan om verklaringen van meerdere getuigen of dat een verklaring van één getuige voldoende is. In deze zaak lijkt de Raad van State er wel gewicht aan toe te kennen dat een van de getuigen ook een verklaring onder ede heeft afgelegd en dat die overeenkomt met een eerdere schriftelijke verklaring. Voorts is de vraag of deze uitspraak een eendagsvlieg is of dat deze lijn zal worden voortgezet.

Heeft u vragen over deze uitspraak? Bel of e-mail met mr. K.E.M. Tilleman, specialist op het gebied van het bestuursrecht