Op 5 juli 2022 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Bibob. Deze wetswijziging beoogt de bevoegdheden voor bestuursorganen om het ongewild faciliteren van criminele activiteiten tegen te gaan, verder te versterken. De wetswijziging is op 15 juli 2022 in het Staatsblad gepubliceerd en treedt volgens planning per 1 oktober 2022 in werking. Deze wetgeving sluit aan bij de eerdere aanpassing van de Wet Bibob op 1 augustus 2020; een belangrijk aspect van die aanpassing was de uitbreiding van de eigen onderzoeksmogelijkheden van bestuursorganen. Beide wijzigingen, ook wel aangeduid als de wetswijziging eerste tranche en tweede tranche, maken deel uit van het kabinetsbeleid tegen ondermijnende criminaliteit.
Kern van de wetswijziging
-
- verruiming van de bevoegdheden tot informatiedeling: hierbij gaat het om informatiedeling tussen het Landelijk Bureau Bibob en bestuursorganen en tussen bestuursorganen onderling (de tipbevoegdheid). Hetzelfde geldt voor rechtspersonen met een overheidstaak (dat zijn o.a. de Staat, provincies, gemeenten en waterschappen en verschillende zelfstandige bestuursorganen zoals AFM, DNB, RDW en NZa; zie artikel 1 lid 1 en 2 Wet Bibob en artikel 2 Besluit Bibob);
- verduidelijking van de eigen onderzoeksbevoegdheden van bestuursorganen inzake fiscale gegevens: bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak kunnen de Belastingdienst vragen om hen in het kader van hun eigen onderzoek gegevens te verstrekken over vergrijpboetes die op grond van de AWR zijn opgelegd;
- verdere uitbreiding van de reikwijdte van de Wet Bibob: uitbreiding met bepaalde omgevingsvergunningen (waarover hierna meer) en met een toestemmingsvereiste bij vervreemding van een opstalrecht. Hierdoor kan een rechtspersoon met overheidstaak als eigenaar van een onroerende zaak, bijvoorbeeld een perceel grond, invloed hebben op de persoon die de opstaller opvolgt. NB Met de wetswijziging eerste tranche is het toestemmingsvereiste bij vervreemding van erfpacht al onder de reikwijdte van de Wet Bibob gebracht.
Verruiming Wabo
De wetswijziging tweede tranche regelt ook een verruiming van artikel 2.20 lid 1 Wabo. Op grond van deze bepaling is het momenteel mogelijk om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen (artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo) en de oprichting of verandering van een inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo) te toetsen aan de Wet Bibob. Bestuursorganen kunnen dergelijke aanvragen weigeren als sprake is van een ‘ernstig gevaar’ dat deze vergunningen zullen worden misbruikt (artikel 3 Wet Bibob). NB De bevoegdheid tot intrekking van deze vergunningen wegens ernstig gevaar is neergelegd in artikel 5.19 lid 4 onder b Wabo.
Met de wetswijziging wordt aan artikel 2.20 lid 1 Wabo toegevoegd de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, indien dat bij (o.a.) bestemmingsplan is bepaald (artikel 2.1 lid 1 onder b Wabo; soms nog steeds ‘de aanlegvergunning’ genoemd).
Aanpassingen Omgevingswet