1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verhuurder geen overtreder bij gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning

Verhuurder geen overtreder bij gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning

Recreatiewoningen die voor permanente bewoning worden gebruikt; het is een bekend fenomeen dat veelal strijdig is met het geldende bestemmingsplan. Gemeenten treden hier handhavend tegen op door de eigenaren en/of de bewoners een last onder dwangsom op te leggen.
Leestijd 
Auteur artikel Jelmer Keur
Gepubliceerd 06 oktober 2017
Laatst gewijzigd 25 februari 2019

Recreatiewoningen die voor permanente bewoning worden gebruikt; het is een bekend fenomeen dat veelal strijdig is met het geldende bestemmingsplan. Gemeenten treden hier handhavend tegen op door de eigenaren en/of de bewoners een last onder dwangsom op te leggen. Zo ook in vijf zaken waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 september 2017 uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:RVS:2017:2494, ECLI:NL:RVS:2017:2545, ECLI:NL:RVS:2017:2548, ECLI:NL:RVS:2017:2549, ECLI:NL:RVS:2017:2550). In elk van deze vijf zaken heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede een last onder dwangsom van € 20.000,- opgelegd aan de eigenaar van meerdere recreatiewoningen gelegen op een recreatiepark in Otterlo. De eigenaar verhuurde deze woningen aan verschillende bewoners. Deze bewoners gebruikten de woningen voor permanente bewoning. De centrale vraag in deze vijf zaken: kon de verhuurder als overtreder worden aangemerkt?

Overwegingen rechtbank
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is vastgesteld onder de “oude” Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Op grond van dit plan rust op de percelen met recreatiewoningen de bestemming “Verblijfsrecreatie tevens hotelaccommodatie”. Artikel 9 lid 5 van de planvoorschriften bepaalt dat het gebruik van gronden en gebouwen voor permanente bewoning strijdig is met deze bestemming. In de vijf zaken staat vast dat de eigenaar de recreatiewoningen zonder tussenkomst van derden verhuurt. De rechtbank overweegt dat uit de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU3757) volgt dat van verboden gebruik ook sprake is bij het direct verhuren van een pand, dus zonder tussenkomst van een derde, aan een huurder die het pand gebruikt in strijd met het gebruiksverbod uit een bestemmingsplan vastgesteld onder de WRO. Dat het onderhavige bestemmingsplan geen verbod op het ‘laten gebruiken’ kent en een zodanig verbod dus ook niet geldt, laat volgens de rechtbank onverlet dat de hier aan de orde zijnde verhuur geldt als verboden gebruik. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om tegen de eigenaar handhavend op te treden.

Overwegingen Afdeling
De Afdeling oordeelt echter anders. Volgens haar kan de eigenaar namelijk niet als overtreder worden aangemerkt. Onder verwijzing naar haar uitspraken van 20 april 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BQ1899) en 18 september 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1177) benadrukt de Afdeling dat het in gebruik geven van een pand ten behoeve van een doel dat strijdig is met de bestemming, niet verboden is zonder een daartoe strekkend verbod. Nu in dit geval een dergelijk verbod ontbreekt, is het in gebruik geven dan wel het laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning niet verboden. Daarbij is volgens de Afdeling van belang dat het bestemmingsplan onder de WRO tot stand is gekomen. Dit betekent dat artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), zoals dat luidde tot 1 oktober 2010, en artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), niet van toepassing zijn. Ingevolge deze bepalingen is ook het laten gebruiken verboden (NB Voor artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo heeft de Afdeling dit uitgemaakt in een uitspraak van 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1458).

Omdat de eigenaar de recreatiewoningen zelf niet voor permanente bewoning gebruikt, kan hij volgens de Afdeling niet als overtreder van artikel 9 lid 5 van de planvoorschriften worden aangemerkt. Deze bepaling richt zich namelijk alleen tot degene die de recreatiewoningen gebruikt voor permanente bewoning. Anders dan uit bovengenoemde uitspraak van de Afdeling van 9 november 2011 zou kunnen worden afgeleid, brengt de omstandigheid dat de eigenaar de recreatiewoningen zonder tussenkomst van een derde verhuurt, hier geen verandering in. De Afdeling komt tot het eindoordeel dat de eigenaar niet als overtreder kan worden aangemerkt, zodat het college niet bevoegd was om tegen hem handhavend op te treden.

Opfrisser
Is sprake van een bestemmingsplan dat onder de "oude" WRO is vastgesteld en kennen de planregels geen uitdrukkelijk verbod voor het laten gebruiken van gronden en gebouwen voor permanente bewoning, dan kan de eigenaar die recreatiewoningen aan derden verhuurt niet als overtreder worden aangemerkt wanneer uitsluitend de huurders deze woningen gebruiken voor permanente bewoning. In dat geval is het college niet bevoegd om handhavend op te treden tegen de eigenaar.

Wilt u meer weten over de permanente bewoning van recreatiewoningen en handhaving? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.