1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. zaakschade van derden door bouwwerkzaamheden

Hoge Raad: aannemer kan aansprakelijk zijn voor zaakschade van derden door bouwwerkzaamheden ondanks een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van die werkzaamheden

Op 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad een interessant arrest (ECLI:NL:HR:2024:17) gewezen over de vraag in hoeverre zaakschade van derden door bouwwerkzaamheden een onrechtmatige daad van de aannemer kan opleveren indien de aannemer bij de bouw alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd.
Leestijd 
Auteur artikel Frank van Toorn
Gepubliceerd 12 februari 2024
Laatst gewijzigd 12 februari 2024

Wat is er in deze zaak gebeurd?

Bij het plaatsen van een afzinkkelder door aannemer Multi is schade ontstaan aan een naastgelegen pand. De opdrachtgever van Multi is de eigenaar van het perceel dat is gelegen naast het beschadigde pand. De eigenaar en de gebruikers van het pand (hierna: ‘de derden’) hebben Multi en haar opdrachtgever aansprakelijk gesteld. Kernvraag is of Multi onrechtmatig heeft gehandeld.

Een zaaksbeschadiging is nog geen inbreuk op een recht

In cassatie werd door de derden betoogd dat een rechtsinbreuk aan de orde was omdat een beschadiging van een zaak door bouwwerkzaamheden onrechtmatig is ten opzichte van de eigenaar van die zaak. Dit in afwijking van de heersende leer, kort gezegd inhoudende dat een zaaksbeschadiging geen inbreuk op het eigendomsrecht oplevert maar dat gedragingen die zaakschade veroorzaken onder omstandigheden wel kunnen worden gekwalificeerd als maatschappelijk onzorgvuldig.

De Hoge Raad oordeelt in rov. 3.1.2, onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis van artikel 6:162 BW, dat van een inbreuk op een recht als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW niet reeds sprake is op grond van de enkele omstandigheid dat een gedraging zaaksbeschadiging als voorzienbaar gevolg heeft. Dit is in lijn met het oordeel van het hof en de conclusie van P-G Hartlief.   

Heeft Multi in strijd gehandeld met de maatschappelijke betamelijkheid?

Het hof heeft geoordeeld dat Multi niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij de voorbereiding en de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Naar het oordeel van het hof betekent dit dat geen sprake is van aansprakelijkheid van Multi jegens de derden op grond van artikel 6:162 BW. P-G Hartlief zit op hetzelfde spoor als het hof. P-G Hartlief merkt in zijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2023:378, punt 4.9) voor het arrest van de Hoge Raad op dat het onrechtmatigedaadsrecht er niet toe strekt te stimuleren dat schade tegen elke prijs wordt voorkomen, maar ertoe strekt te stimuleren dat redelijke voorzorgsmaatregelen worden genomen.

De Hoge Raad opteert in deze zaak voor een andere koers dan het hof en P-G Hartlief. De Hoge Raad oordeelt in rov. 3.2.2 dat het uitvoeren van de onderhavige bouwwerkzaamheden door Multi met schade aan het naastgelegen pand tot gevolg een onrechtmatige daad kan opleveren die verplicht tot vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is.

De Hoge Raad overweegt dat aan de bouwwerkzaamheden van Multi een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het naastgelegen pand schade zou worden toegebracht, ook indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Waar dit risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt, kan volgens de Hoge Raad niet zonder meer worden aanvaard dat de derden de daardoor veroorzaakte schade dienen te dragen. Hierbij acht de Hoge Raad de volgende omstandigheden van belang:

- de bouwwerkzaamheden werden in het belang van (de opdrachtgever van) Multi uitgevoerd en leverden de derden geen voordeel op;

- de schade van de derden behoort niet zonder meer tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander;

- dat het veeleer op de weg van Multi lag om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren.

Ten aanzien van de overweging dat het handelen van Multi een onrechtmatige daad kan opleveren, verwijst de Hoge Raad verder naar een arrest van 3 april 1987 (ECLI:NL:HR:1987:AG5569, rov. 3). Zie rov. 3.2.2, voetnoot 3. Uit dit arrest volgt dat de wijze waarop particuliere bouwactiviteiten worden verricht een onrechtmatige daad jegens derden kan opleveren die tot vergoeding van schade verplicht.

De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing.

Een verkapte risicoaansprakelijkheid of een bijzonder geval?

De denktrant van het hof en P-G Hartlief is an sich goed te volgen: van een onrechtmatige daad kan geen sprake zijn omdat Multi geen verwijt kan worden gemaakt. Immers, Multi heeft zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden niet onzorgvuldig gehandeld. Waar zit hem dan nog de ruimte om mogelijk te komen tot het oordeel dat Multi maatschappelijk onzorgvuldig heeft gehandeld? De crux van het arrest van de Hoge Raad lijkt te zijn gelegen in de vaststelling dat aan de bouwwerkzaamheden een ‘aanmerkelijk risico’ verbonden was dat aan het naastgelegen pand schade zou worden toegebracht. Gelet op dit aanmerkelijk risico op zaakschade voor derden, had Multi ervoor kunnen kiezen om af te zien van het plaatsen van de afzinkkelder. Door toch te gaan bouwen met een aanmerkelijk risico op zaakschade voor derden, welke risico zich heeft verwezenlijk, heeft Multi mogelijk maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld. Hier lijkt mee te spelen dat als het doel van de bouwwerkzaamheden (particuliere plaatsing van een afzinkkelder) niet in redelijke verhouding staat tot het negatieve effect van de bouwwerkzaamheden op de gerechtvaardigde belangen van derden (wezenlijke zaaksaantasting van het naastgelegen pand), het bouwen met alle gevolgen van dien kan worden gezien als maatschappelijk onzorgvuldig jegens de derden. Dat komt mij voor als een maatschappelijk aanvaardbare uitkomst. Temeer omdat -zoals de Hoge Raad terecht oordeelt- Multi zich had kunnen ‘indekken’ door zich te verzekeren tegen deze aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden.  

Wat de Hoge Raad scherper voor ogen lijkt te hebben dan het hof en P-G Hartlief is dat de waarde van een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden slechts gering is. Ook met een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering, bleef sprake van een aanmerkelijk risico op (wezenlijke) schade aan het naastgelegen pand.

De vraag rijst of de Hoge Raad met dit arrest niet een verkapte risicoaansprakelijkheid in het leven roept. Ik meen van niet. De Hoge Raad zet rov. 3.2.2. in de sleutel van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad), hetgeen een schuldaansprakelijkheid betreft. Wat opvalt is dat de Hoge Raad twee belangrijke argumenten noemt voor het mogelijk kunnen aannemen van een onrechtmatige daad die ook als argumenten worden gebruikt ter rechtvaardiging van risicoaansprakelijkheden (zie A.J. Verheij, Onrechtmatige daad, Monografieën privaatrecht, Deventer 2023, nr. 7):

- De profijtgedachte: niet de derden, maar Multi en haar opdrachtgever profiteren van de bouwwerkzaamheden;

- Verzekerbaarheid: bij schade door bouwwerkzaamheden die een derde niet zonder meer behoort te dulden, ligt het op de weg van Multi om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van die schade te verzekeren.

Het enkele feit dat deze argumenten ook worden gebruikt ter rechtvaardiging van risicoaansprakelijkheden brengt niet mee dat deze argumenten niet ook een rol kunnen vervullen bij de vraag of de schade van de derden kan worden afgewenteld op Multi op basis van een onrechtmatige daad.

Vaart de Hoge Raad met dit arrest een nieuwe koers? Dat lijkt mij niet het geval. In beginsel is het verrichten van bouwwerkzaamheden niet onrechtmatig tegenover derden die als gevolg daarvan zaakschade oplopen indien de aannemer zorgvuldig heeft gehandeld bij de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden. In de onderhavige zaak is echter iets ‘bijzonders’ aan de hand. Dat bijzondere is gelegen in het door de Hoge Raad benoemde aanmerkelijk risico dat verbonden was aan de bouwwerkzaamheden, welk risico niet kon worden weggenomen door het treffen van maatregelen. Bovendien lijkt de schade (ernstige scheurvorming en verzakking van het naastgelegen pand) veel verder te gaan dan hetgeen een derde normaal gesproken heeft te dulden bij bouwwerkzaamheden van een ander.

Het is aan het verwijzingshof om te oordelen of Multi wel of niet maatschappelijk onbetamelijk heeft gehandeld en daarmee of Multi onrechtmatig heeft gehandeld jegens de derden. Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad, zie ik voor het verwijzingshof toch maar weinig speelruimte om nog tot de uitkomst te komen dat Multi niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens de derden. Het lijkt er dus op dat de opdrachtgever van Multi in de contractuele verhouding met Multi uiteindelijk zal moeten opkomen voor de schade van de derden. Geen onbevredigende uitkomst.