1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 9. Voorkeursrecht
  5. Afdeling 9.1 Vestiging en gelding van een voorkeursrecht
  6. 9.2 Exclusiviteit voorkeursrecht

Artikel 9.1 Exclusiviteit voorkeursrecht

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Op een onroerende zaak waarop een provinciaal voorkeursrecht is gevestigd, kan geen gemeentelijk voorkeursrecht worden gevestigd.

2. Op een onroerende zaak waarop een nationaal voorkeursrecht is gevestigd, kan geen gemeentelijk of provinciaal voorkeursrecht worden gevestigd.

3. Een gemeentelijk voorkeursrecht vervalt op het tijdstip waarop voor de onroerende zaak een provinciaal of nationaal voorkeursrecht ingaat.

4. In afwijking van het derde lid blijft een gemeentelijk voorkeursrecht buiten toepassing gedurende de tijd dat op de onroerende zaak een door gedeputeerde staten op grond van artikel 9.1, tweede lid, gevestigd voorkeursrecht rust.

5. Een provinciaal voorkeursrecht vervalt op het tijdstip waarop voor de onroerende zaak een nationaal voorkeursrecht ingaat.

Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, Memorie van Toelichting; artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2018/19, 35 133, nr. 3, p. 201-202)

Dit voorgestelde artikel regelt de situatie waarin meerdere bestuursorganen bevoegd zouden kunnen zijn op dezelfde onroerende zaak een voorkeursrecht te vestigen. Daarbij geldt op grond van het eerste en derde lid dat een provinciaal voorkeursrecht voor gaat op een gemeentelijk voorkeursrecht. Op grond van het tweede, derde en vijfde lid geldt dat een nationaal voorkeursrecht voor gaat op een gemeentelijk en op een provinciaal voorkeursrecht. Zo wordt voorkomen dat er op een onroerende zaak gelijktijdig verschillende voorkeursrechten door verschillende bestuursorganen zijn gevestigd.


Het vierde lid regelt dat wanneer op een onroerende zaak door gedeputeerde staten een voorkeursrecht op grond van voorgesteld artikel 9.1, tweede lid, is gevestigd, een gemeentelijk voorkeursrecht buiten toepassing blijft. Dit blijft het gedurende de tijd dat het voorkeursrecht gevestigd door gedeputeerde staten geldt. Dat betekent dat het geldt tot het tijdstip dat provinciale staten een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, vestigen of tot het tijdstip waarop het door gedeputeerde staten gevestigde voorkeursrecht vervalt.591 Na de vestiging van een voorkeursrecht door gedeputeerde staten kan zich de situatie voordoen dat provinciale staten niet tot vestiging van een daaropvolgend voorkeursrecht beslissen. In die situatie moet worden voorkomen dat het gemeentelijk voorkeursrecht is vervallen als gevolg van de vestiging van een provinciaal voorkeursrecht en dat de gemeente gedurende drie jaren niet opnieuw een voorkeursrecht zou kunnen vestigen op dezelfde grondslag. Vestigen provinciale staten binnen de termijn bedoeld in het voorgestelde artikel 9.4, tweede lid, (drie maanden) een voorkeursrecht op grond van één van de grondslagen in artikel 9.1, eerste lid, dan vervalt het gemeentelijk voorkeursrecht alsnog op grond van het bepaalde in artikel 9.2, derde lid. Vestigen provinciale staten niet binnen die termijn een opvolgend voorkeursrecht, dan vervalt het kortdurende voorkeursrecht van gedeputeerde staten als gevolg van artikel 9.4, tweede lid, en krijgt het gemeentelijk voorkeursrecht weer zijn volledige werking. Doordat het gemeentelijk voorkeursrecht niet is komen te vervallen als gevolg van de vestiging van het kortdurend voorkeursrecht door gedeputeerde staten, maar het gemeentelijk voorkeursrecht tijdelijk buiten toepassing is geweest, is het in het voorgestelde artikel 9.3 opgenomen verbod op herhaalde vestiging van voorkeursrechten op die situatie niet van toepassing.