1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Belastingdienst evalueert fiscale regeling afgezonderd particulier vermogen (APV)

Belastingdienst evalueert fiscale regeling afgezonderd particulier vermogen (APV)

Op 1 januari 2010 is in de fiscale wetgeving het begrip “afgezonderd particulier vermogen” (APV) geïntroduceerd. Indien (tijdens leven of bij het overlijden) vermogen wordt afgezonderd, waarmee een meer dan bijkomstig particulier belang wordt beoogd, is sprake van een APV. Volgens deze fiscale regels wordt het APV vermogen fiscaal toegerekend aan degene die het heeft afgezonderd (“de inbrenger").De APV-regeling komt erop neer dat door trusts, stichtingen en andere (buitenlandse) doelvermogens...
Leestijd 
Auteur artikel Ton Lekkerkerker
Gepubliceerd 24 september 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 1 januari 2010 is in de fiscale wetgeving het begrip “afgezonderd particulier vermogen” (APV) geïntroduceerd. Indien (tijdens leven of bij het overlijden) vermogen wordt afgezonderd, waarmee een meer dan bijkomstig particulier belang wordt beoogd, is sprake van een APV. Volgens deze fiscale regels wordt het APV vermogen fiscaal toegerekend aan degene die het heeft afgezonderd (“de inbrenger").
De APV-regeling komt erop neer dat door trusts, stichtingen en andere (buitenlandse) doelvermogens heen wordt gekeken. De bezittingen en schulden, alsmede de inkomsten en uitgaven van een APV worden vanaf 2010 via een wetsfictie toegerekend aan de inbrenger van de vermogensbestanddelen en na zijn overlijden aan diens erfgenamen.

Bij de invoering van het nieuwe wettelijke stelsel, is door Staatssecretaris van Financiën toegezegd dat de nieuwe regeling na drie jaar zou worden geëvalueerd. Die evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden; de resultaten daarvan zijn op 11 september 2013 per brief aangeboden aan de Tweede Kamer.

De Staatssecretaris komt tot de conclusie dat de nieuwe wetgeving een succes is. Door de Belastingdienst is gekozen voor een projectmatige aanpak van APV's. De meetbare opbrengst tot het invoeren van de nieuwe wetgeving bedroeg € 357 miljoen. Inmiddels is dat opgelopen tot ruim € 1 miljard. Er is dus sinds de inwerkingtreding ruim €650 miljoen aan opbrengst ontvangen, waarbij overigens niet precies is aan te geven welk deel daarvan is toe te rekenen aan de nieuwe wetgeving.

De nieuwe wetgeving heeft tot een aantal "waarnemingen" bij de Belastingdienst geleid. Zo hebben ontmantelingen plaatsgevonden van trusts en (buitenlandse) stichtingen, waarbij vermogen is uitgekeerd aan de inbrenger maar vooral ook aan diens naasten. Trusts en (buitenlandse) stichtingen hebben hun aanmerkelijk belangpakketten verkocht aan de oorspronkelijke aandeelhouder / inbrenger. Trusts en (buitenlandse) stichtingen zijn nog verder “verstopt”, teneinde zich te onttrekken aan de waarneming van de Belastingdienst . Reeds bestaande trusts en (buitenlandse) stichtingen zijn verplaatst. Aan families gerelateerde (buitenlandse) stichtingen hebben getracht de onbelaste ANBI- of SBBI-status te verkrijgen.
Daarnaast zijn er zijn op de nieuwe wetgeving gebaseerde constructies gesignaleerd. De Staatsecretaris ziet daarin onbedoeld gebruik, waardoor de budgettaire opbrengsten onder druk komen te staan. In de brief geeft de Staatssecretaris aan op dit punt mogelijk met een wetsvoorstel te komen, om misbruk tegen te gaan. In een aantal gevallen blijkt de nieuwe wettelijke regeling te hard uit te pakken voor belastingplichtigen. Daarnaast blijken er in de praktijk onduidelijkheden te zijn. Uit de brief blijkt dat de Belastingdienst bereid is tot overleg met belastingplichtingen en tot het sluiten van zogenaamde vaststellingsovereenkomsten. Er zijn procedures gevoerd, met wisselend succes voor de Belastingdienst. Samenvattend toont de Staatssecretaris zich tevreden met de nieuwe wetgeving.