1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Crisis- en Herstelwet & Opvang van vluchtelingen

Crisis- en Herstelwet & Opvang van vluchtelingen

De grote toestroom van vluchtelingen zorgt er voor dat Nederlandse gemeenten een bijdrage moeten leveren aan de opvang van deze specifieke doelgroep. Los van de achterliggende politieke vraagstukken is het interessant op welke wijze de huisvesting van asielzoekers ook vanuit publiekrechtelijk oogpunt juridisch goed geregeld kan worden. De huisvesting van vluchtelingen op tijdelijke locaties is namelijk in de regel in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. De wetgever heeft in d...
Leestijd 
Auteur artikel Jasper Molenaar
Gepubliceerd 12 oktober 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De grote toestroom van vluchtelingen zorgt er voor dat Nederlandse gemeenten een bijdrage moeten leveren aan de opvang van deze specifieke doelgroep. Los van de achterliggende politieke vraagstukken is het interessant op welke wijze de huisvesting van asielzoekers ook vanuit publiekrechtelijk oogpunt juridisch goed geregeld kan worden. De huisvesting van vluchtelingen op tijdelijke locaties is namelijk in de regel in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. De wetgever heeft in deze problematiek voorzien in een recente wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Aanvulling

Op 9 september 2015 is het Besluit tot aanvulling van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet en van de bijlagen I en II bij de Crisis- en herstelwet (tiende tranche) en tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2015, 323) in werking getreden. Gedeputeerde staten dan wel de betrokken Minister of Ministers kunnen in geval van een provinciaal respectievelijk nationaal belang een omgevingsvergunning verlenen op basis van de kruimelgevallenregeling om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

Oude regeling

Vóór de wijziging was bepaald dat gedeputeerde staten dan wel de betrokken Minister of Ministers bevoegd waren om te beslissen op een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo, als sprake was van een project van provinciaal respectievelijk nationaal ruimtelijk belang ten behoeve waarvan met toepassing van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening.

Nieuwe regeling
De artikelen 3.1 sub b en 3.2 sub b van het Bor zijn gewijzigd. De wijziging leidt er toe dat gedeputeerde staten dan wel de betrokken Minister of Ministers bevoegd zijn om een kruimelomgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder 2, van de Wabo te verlenen, voor zover het de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft. Uiteraard dient bij de toepassing van deze artikelen van het Bor gemotiveerd te worden waarom het planologisch strijdig gebruik waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd van provinciaal of nationaal belang is.

Gemeentelijk instrument

De hierboven omschreven wijziging leidt er toe dat de Gedeputeerde Staten dan wel de Minister(s) bevoegd is om te besluiten op een dergelijke aanvraag. Maar welk instrument kan de gemeente het beste zelf inzetten om er voor te zorgen dat de opvang planologisch goed geregeld is? Naar mijn mening is voor bestaande bouw de kruimelgevallenvergunning van artikel 4 onderdeel 9 Bijlage II Bor het meest geëigende instrument. Voor het plaatsen van tijdelijke bouwwerken (tenten en containers) is de kruimelgevallenvergunning van artikel 4 onder 11 (de tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan) het meest aangewezen. Voor beide vergunningen is geen ruimtelijke onderbouwing vereist. Wel moet in het besluit gemotiveerd worden waarom de (tijdelijke) afwijking van het bestemmingsplan ruimtelijk aanvaardbaar is.

Conclusie  

Zowel op Rijks, Provinciaal en gemeentelijk niveau zijn er instrumenten aanwezig om snel te kunnen anticiperen op opvang van vluchtelingen. Het lijkt mij dat aan deze instrumenten bij de eerste lijnsopvang (eerste opvang en registratie fase) minder zware eisen mogen worden gesteld dan aan de twee en derde lijnsopvang. De tweede lijnsopvang moet voorzien in de huisvesting van een asielzoeker in afwachting van een eventuele verblijfsvergunning. Als de asielzoeker uiteindelijk een vergunning verkrijgt en een zogenaamde “statushouder” wordt, dan moet hij/zij permanent worden gehuisvest. Naar mate de opvang een meer permanent karakter verkrijgt kunnen hogere eisen worden gesteld aan de motivering van een omgevingsvergunning. Zo is elke fase van het proces maatwerk.

Wilt u meer weten over de juridische aspecten omtrent opvang van asielzoekers? Neem contact op met Jasper Molenaar of Maarten Baneke, advocaten van de Sectie Overheid & Vastgoed.