1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Eindrapport parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties

Eindrapport parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties

Op 30 oktober jl. heeft de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties haar eindrapport ‘Ver van huis’ gepresenteerd. De conclusies van de commissie zijn niet mals. Uit casusonderzoek van de commissie komt naar voren dat er sprake is ‘(…) van wanbestuur, bestuurscrisis of ernstig financieel mismanagement, soms ook in combinatie. In opvallend veel gevallen is er ook sprake van zelfverrijking, of op zijn minst ontbreekt een ‘moreel kompas’ bij topbeloningen’, aldus de commissie in haar ein...
Leestijd 
Auteur artikel Marieke van Dongen
Gepubliceerd 01 december 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 30 oktober jl. heeft de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties haar eindrapport ‘Ver van huis’ gepresenteerd. De conclusies van de commissie zijn niet mals. Uit casusonderzoek van de commissie komt naar voren dat er sprake is ‘(…) van wanbestuur, bestuurscrisis of ernstig financieel mismanagement, soms ook in combinatie. In opvallend veel gevallen is er ook sprake van zelfverrijking, of op zijn minst ontbreekt een ‘moreel kompas’ bij topbeloningen’, aldus de commissie in haar eindrapport. De incidenten die zich de afgelopen jaren bij enkele woningcorporaties hebben voorgedaan, hangen volgens de commissie samen met het corporatiestelsel.

 Aanleiding
Directe aanleiding voor een parlementaire enquête naar het functioneren van het woningcorporatiestelsel is het derivatendrama bij Vestia. Deze woningcorporatie raakte als gevolg van een omvangrijke derivatenportefeuille in ernstige financiële problemen. Het Vestia-debacle is voor kamerlid Van Bochove aanleiding geweest om op 15 maart 2012 een motie in te dienen waarin wordt gesteld dat ‘het wenselijk is dat de Kamer zelf onderzoek doet naar het functioneren van het systeem van woningcorporaties, waaronder het beheer, het (interne en externe) toezicht op maatschappelijk gebonden kapitaal, de positie van huurders en de rol van banken, financiers en gemeenten’.

De Tweede Kamer heeft de motie Van Bochove op 20 maart 2012 met algemene stemmen aangenomen. Vervolgens wordt op 5 december 2012 de tijdelijke commissie Woningcorporaties (TWC) ingesteld. Deze tijdelijke commissie krijgt als opdracht om de motie Van Bochove nader uit te werken en de parlementaire enquête naar het functioneren van woningcorporaties voor te bereiden.

In april 2013 presenteert de TWC een plan van aanpak voor het instellen van een parlementaire enquête Woningcorporaties. In dit plan van aanpak stelt de TWC voor om een parlementaire enquête te houden naar de opzet en werking van het stelsel van woningcorporaties, waarbij onder andere wordt ingegaan op incidenten bij woningcorporaties. De Tweede Kamer neemt deze voorstellen over en besluit op 16 april 2013 tot het instellen van een parlementaire enquête Woningcorporaties. De doelstelling van de enquête zoals vastgelegd door de Tweede Kamer luidt: ‘Inzicht verschaffen in de opzet en werking van het stelsel van woningcorporaties om te komen tot waarheidsvinding en beoordeling van het stelsel en zo bij te dragen aan de ontwikkeling van toekomstig beleid’.

Eindrapport: conclusies en oorzaken
Op 30 oktober jl. heeft de commissie haar eindrapport ‘Ver van huis’ gepresenteerd. Het eindrapport van de commissie beslaat zeven verschillende delen: het hoofdrapport, het deelrapport Politieke besluitvorming, het deelrapport Casussen, het deelrapport Vestia, een literatuurstudie, omgevingsanalyses en de verslagen van de openbare verhoren.

In haar eindrapport concludeert de commissie dat de verantwoordelijkheid voor de door haar onderzochte incidenten in de eerste plaats bij de bestuurders en commissarissen van de betreffende woningcorporaties ligt. Daarnaast is er volgens de commissie in alle casussen sprake van een ontoereikend financieel, volkshuisvestelijk en integriteitstoezicht en een falende politiek. Tot slot heeft de commissie grote vraagtekens bij de doeltreffendheid en doelmatigheid van de corporatiesector en trekt zij de controleerbaarheid en de legitimiteit van het woningcorporatiestelsel in twijfel.

Volgens de commissie verklaren de volgende ‘vier G’s’ het ontstaan van de incidenten:

  1. Menselijk gedrag: het corporatiestelsel zou sinds de verzelfstandiging gedrag in de hand werken dat leidt tot zelfoverschatting, overambitie en soms zelfs tot fraude en zelfverrijking.

  2. Gebrek aan duidelijke grenzen: de grenzen aan de activiteiten van woningcorporaties zijn zowel in de regelgeving als in de praktijk veranderlijk en niet sterk en zijn soms bewust opgerekt of overschreden.

  3. Gebrekkige governance: onvoldoende interne en externe tegenkrachten (onvolwaardige interne corporate governance en een versnipperd en krachteloos publiekrechtelijk toezicht).

  4. Veel geld en weinig risicobesef: in waarde stijgend bezit en goedkope financiering geven woningcorporaties lange tijd de financiële mogelijkheden om zaken groots aan te pakken, het borgingsstelsel minimaliseert het risicobewustzijn en brengt mee dat woningcorporaties nooit failliet kunnen gaan.


Aanbevelingen
Om de doeltreffendheid, doelmatigheid en legitimiteit van het huidige corporatiestelsel te verbeteren doet de commissie op basis van haar enquêteonderzoek de volgende achttien aanbevelingen die in de kern neerkomen op het veranderen van gedrag, het stellen van heldere grenzen, het verbeteren van de governance en het meer beteugelen van geld:

1.         Cultuuromslag bewerkstelligen

  •            Stimuleer en faciliteer cultuuromslag;

  •            Governancecode uitbreiden op punten van integriteit en gedrag.


2.         Terug naar de kerntaak: begrenzen van (neven)activiteiten

  •            Geen commerciële nevenactiviteiten meer (geen ‘niet-DAEB-activiteiten’);

  •            Nadere inperking van toegestaan maatschappelijk vastgoed;

  •            Bestaande commerciële nevenactiviteiten verantwoord afbouwen;

  •            Beperkte leefbaarheidsuitgaven;

  •            Grenzen aan grondposities.


3.         Begrenzen van werkgebied

  •            Maximale werkgebied corporaties wordt woningmarktgebied;

  •            Grote landelijk opererende corporaties op termijn defuseren.


4.         Begrenzen van schaalgrootte

  •            Fusies alleen met uitgebreide motivering en na toestemming Minister;

  •            Aantal verbindingen (dochterondernemingen en deelnemingen) terugdringen.


5.         Centrale kaderstelling, lokaal bindende afspraken

  • Rol Minister: regels stellen, toezichtkader opstellen en monitoren, en Tweede Kamer informeren door middel van een jaarlijkse ‘Staat van de volkshuisvesting’;

  • Rol corporatie, huurder en gemeenten: lokale afspraken maken en aanspreken op het naleven daarvan;

  • De Minister is niet aanspreekbaar op prestaties van individuele corporaties, maar wel verantwoordelijk voor werking van het systeem van prestatieafspraken.


6.         Gemeenten meer invloed: vergroten democratische legitimiteit

  •            Woonvisie gemeente en prestatieafspraken corporatie-gemeente verplicht;

  •            Bindende arbitrage bij niet-totstandkoming of niet-naleving van prestatieafspraken;

  •            Controle op volkshuisvestelijke prestaties door gemeenten en huurders.


7.         Versterking positie huurders: vergroten maatschappelijke legitimiteit

  •            Versterking huurdersorganisatie met advies- en instemmingsbevoegdheden;

  •            Huurdersorganisatie beoordeelt het volkshuisvestelijk presteren;

  •            Besluiten kunnen nemen via een huurdersraadpleging.


8.         Onafhankelijk en geïntegreerd extern overheidstoezicht door Woonautoriteit

  • Integreren van financieel, rechtmatigheids-, governance- en integriteitstoezicht bij een onafhankelijke Woonautoriteit;

  • Het CFV omvormen en uitbreiden tot die onafhankelijke Woonautoriteit en zbo-status handhaven;

  • Informatiebevoegdheden en sanctie-instrumentarium voor de Woonautoriteit.


9          Versterking en professionalisering intern toezicht

  • Minister moet disfunctionerende commissarissen kunnen ontslaan;

  • Geschiktheidstoets voor commissarissen uitgevoerd door Woonautoriteit;

  • Beloning commissarissen baseren op tijdsbeslag en verantwoordelijkheden;

  • Maximale zittingstermijn van acht jaar;

  • Versterking (informatie)positie van de raad van commissarissen.


10.       Evenwichtiger corporatiebestuur

  • Minister moet disfunctionerende bestuurders kunnen aanpakken;

  • Bestuurdersbenoeming na instemming van Woonautoriteit;

  • Meerhoofdige leiding uitgangspunt voor grote corporaties;

  • Bestuurders zitten in beginsel maximaal acht jaar.


11.       Versterking taakinvulling accountant

  • Corporaties krijgen status van ‘organisatie van openbaar belang’ (OOB);

  • Accountant moet (dreigende) risico’s signaleren en rapporteren;

  • Managementletters van de accountant gaan ook naar de Woonautoriteit;

  • Kostprijshedge-accounting verbieden.


12.       Vergroting controleerbaarheid en transparantie

  • Uniformering van waarderingsgrondslagen;

  • Verplicht en verbeterd inzicht in vermogenspositie en investeringscapaciteit;

  • Verplichte visitaties;

  • De Minister informeert de Tweede Kamer jaarlijks over de ‘Staat van de volkshuisvesting’.


13.       Meer prikkels in het borgingsstelsel

  • Corporaties moeten failliet kunnen gaan;

  • Eigen risico introduceren voor geldverstrekkers.


14.       Financieringsmogelijkheden en zorgplicht vergroten

  • Afhankelijkheid sector van sectorbanken verkleinen;

  • Grotere rol voor institutionele beleggers onderzoeken;

  • Uitgebreide zorgplicht banken voor woningcorporaties.


15.       Herinrichting borgingsstelsel

  • Borgingsstelsel vereenvoudigen;

  • Beslissingsbevoegdheid tot saneren bij Minister;

  • WSW wordt gemandateerd uitvoerder bij sanering.


16.       WSW als hoeder van de borg

  • Versterking rol achtervangers bij het WSW;

  • WSW onder toezicht van de Minister plaatsen;

  • Bestedingscontrole geborgde leningen door het WSW.


17.       Integriteit: fraude en zelfverrijking hard aanpakken

  • Meer prioriteit bij opsporing en vervolging van fraude in de sector;

  • Doorlichting integriteit corporatiesector herhalen;

  • Effectiviteitsmeting van integriteitstoezicht en opsporing;

  • Tweede Kamer jaarlijks informeren over voorkoming, opsporing en vervolging integriteitskwesties in de corporatiesector.


18.       Experimenteer met alternatieven voor woningcorporaties

  • Experimenteer met andere sturingsmechanismen en zeggenschapstructuren;

  • Maak het ‘ombouwen’ van corporaties onder voorwaarden mogelijk.


Actuele stand van zaken
De Eerste Kamer heeft aangegeven de aanbevelingen van de commissie te betrekken bij de behandeling van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (de ‘Herzieningswet’). Maar voordat de Eerste Kamer zich over het eindrapport van de commissie en de Herzieningswet buigt moeten het eindrapport en het wetsvoorstel tot wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (de ‘Novelle’) eerst nog door de Tweede Kamer behandeld worden. Dat zal in de week van 8 tot en met 11 december a.s. gebeuren.

De verwachting is dat de Herzieningswet op 1 juli 2015 in werking zal treden. Omdat het eindrapport van de commissie mogelijk nog tot aanpassingen van de Herzieningswet leidt, kan echter niet worden uitgesloten dat de beoogde datum van inwerkingtreding van de Herzieningswet weer naar achteren wordt geschoven.