1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen bezwaar, dan ook geen recht op boetevermindering

Geen bezwaar, dan ook geen recht op boetevermindering

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft besloten dat een onderneming die een boete opgelegd heeft gekregen wegens overtreding van het kartelverbod en geen bezwaar daartegen heeft gemaakt, geen recht heeft op boetevermindering.De casusDe NMa heeft bij besluit van 15 december 2005 aan acht hoveniersbedrijven een boete opgelegd in verband met schending van het kartelverbod. De NMa heeft vastgesteld dat deze ondernemingen onderling overleg hebben gevoerd en afspraken hebben gemaakt over...
Leestijd 
Auteur artikel Selma van Ramele
Gepubliceerd 03 juli 2012
Laatst gewijzigd 31 mei 2022
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft besloten dat een onderneming die een boete opgelegd heeft gekregen wegens overtreding van het kartelverbod en geen bezwaar daartegen heeft gemaakt, geen recht heeft op boetevermindering.

De casus
De NMa heeft bij besluit van 15 december 2005 aan acht hoveniersbedrijven een boete opgelegd in verband met schending van het kartelverbod. De NMa heeft vastgesteld dat deze ondernemingen onderling overleg hebben gevoerd en afspraken hebben gemaakt over vijf aanbestedingen door de gemeente Maastricht die betrekking hadden op het onderhoud van het openbaar groen in de periode 2004 tot en met 2006.

Hoveniers- en Bloemisterijbedrijf Hollanders B.V. (“Hollanders”) heeft tegen het besluit geen bezwaar gemaakt en de boete voldaan. Zes ondernemingen hebben wel bezwaar gemaakt en zijn vervolgens in beroep gegaan. Bij tussenuitspraak van 20 maart 2012 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) bepaald dat voor het toepassen van een boeteverhoging van 30% geen grondslag bestond. Hollanders verzoekt vervolgens de NMa – onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van het CBb – het boetebesluit te herzien en het door Hollanders teveel betaalde terug te storten.

Beoordeling NMa
De NMa toetst de aanvraag van Hollanders aan artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

De NMa oordeelt dat de tussenuitspraak van het CBb niet als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb is te kwalificeren. De inhoud van inmiddels tot stand gekomen jurisprudentie kan niet gelden als nieuw feit of veranderde omstandigheden die aanleiding geven om van het oorspronkelijke besluit terug te komen. Dit zou volgens de NMa afbreuk doen aan het wettelijke systeem waarin – uit oogpunt van rechtszekerheid en doelmatig bestuur – het instellen van rechtsmiddelen tegen besluiten binnen vaste termijnen dient te geschieden. Een besluit dat niet is aangevochten – en dus onherroepelijk is geworden – behoudt rechtskracht, ook indien het besluit – achteraf gezien – wellicht niet juist was.

Aangezien ook niet is gebleken van enige andere omstandigheid die aanleiding geeft tot doorbreking van de formele rechtskracht van het besluit, wijst de NMa de aanvraag van Hollanders af.

Slot
Het standpunt van de NMa is in lijn met de vaste jurisprudentie op dit gebied (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 september 2007 van de Raad van State, de uitspraak van 15 januari 2010 van de Centrale Raad van Beroep en de uitspraak van 12 januari 2012 van het CBb). Hollanders had dus kunnen weten dat de NMa de boete niet zou verlagen. De beschikking van de NMa laat zien dat het onder omstandigheden raadzaam is bezwaar te maken en in voorkomende gevallen beroep in te stellen.