1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Geen misbruik van economische machtspositie door Qualcomm

Geen misbruik van economische machtspositie door Qualcomm

Op 15 juni 2022 heeft het Gerecht van de EU het boetebesluit van de Commissie tegen Qualcomm in zijn geheel vernietigd. Volgens het Gerecht heeft de Commissie een aantal procedurele fouten gemaakt en bovendien onterecht geconcludeerd dat Qualcomm misbruik zou hebben gemaakt van zijn economische machtspositie.
Leestijd 
Auteur artikel Sjaak van der Heul
Gepubliceerd 17 juni 2022
Laatst gewijzigd 24 juni 2022

Het misbruikverbod in vogelvlucht

Artikel 102 VWEU verbiedt ondernemingen met een economische machtspositie op een relevante markt om daarvan misbruik te maken. Dit misbruik kan gericht zijn op het uitsluiten van concurrenten van de markt of het uitbuiten van handelspartners (concurrenten, leveranciers of afnemers), bijvoorbeeld door excessieve prijsverhogingen. Wanneer de Europese Commissie vaststelt dat een onderneming zijn machtspositie heeft misbruikt, kan zij boetes opleggen. Benadeelden kunnen bovendien schadevergoedingsprocedures starten.

De Nederlandse mededingingswet bevat met artikel 24 een vergelijkbare bepaling, waarop de Autoriteit Consument en Markt toezicht houdt.

Het boetebesluit van de Commissie

In het boetebesluit tegen Qualcomm van 24 januari 2018 sanctioneerde de Commissie Qualcomm voor misbruikgedragingen gericht op uitsluiting van haar concurrent Intel van markt voor chipsets die compatibel zijn met de Long Term Evolution (LTE)-norm. In het boetebesluit heeft de Europese Commissie (‘Commissie’) Qualcomm een geldboete van bijna 1 miljard euro opgelegd wegens misbruik van een economische machtspositie. Het misbruik bestond er volgens de Commissie in dat Qualcomm in contracten met Apple zogeheten aanmoedigingspremies had opgenomen, die Qualcomm zou uitbetalen indien Apple uitsluitend bij Qualcomm LTE-chipsets zou betrekken. De Commissie besloot dat dergelijke exclusiviteitsbetalingen mededingingsbeperkende gevolgen kunnen hebben, aangezien zij Apple stimuleren om geen LTE-chipsets bij de concurrerende leverancier Intel af te nemen.

De Commissie overwoog dat Apple blijkens interne documentatie weliswaar overwoog om ook (onderdelen van) LTE-chipsets bij Qualcomm’s concurrent Intel te betrekken, maar dat voornoemde exclusiviteitsafspraken dat Apple de facto onmogelijk maakten. Dit was voor de Commissie voldoende grondslag om het boetebesluit vast te stellen.

De uitspraak van het Gerecht

Het Gerecht van de Europese Unie (‘Gerecht’) zet echter een streep door de argumentatie van de Commissie. Naast een aantal procedurele onregelmatigheden, zoals het niet opnemen van interviews uitgevoerd met derden, oordeelt het Gerecht dat de economische analyse van de Commissie het boetebesluit niet kan dragen. Volgens het Gerecht blijkt uit het commissiebesluit namelijk dat voor het merendeel van de chipbehoefte van Apple (namelijk voor iPhones) geen alternatief bestond voor de LTE-chipsets van Qualcomm. De vaststelling dat die alternatieven wel bestonden voor bepaalde iPad-modellen, biedt volgens het Gerecht onvoldoende grondslag voor de conclusie dat de exclusiviteitsbetalingen een concurrentiebeperking opleveren voor de gehele chipsetbehoefte van Apple.

Bevestiging lijn Intel?

De uitspraak toont aan dat de Europese rechters bereid zijn om mededingingsbesluiten van de Commissie en de daarin besloten economische analyse(s) ‘vol’ te toetsen. Dat bleek ook al uit een uitspraak van het Gerecht van 26 januari 2022 over een boetebesluit van de Commissie tegen Qualcomm’s concurrent Intel. In die uitspraak verklaarde het Gerecht een (destijds) recordboete aan Intel van EUR 1.06 miljard voor vergelijkbare exclusiviteitsbetalingen op een andere chipmarkt (x86 processors) nietig wegens onvoldoende onderbouwing van de mededingingsbeperkende effecten van de betrokken afspraken.

Het arrest laat zien dat het Gerecht hoge eisen aan de Europese Commissie om prijsmisbruik te bewijzen. Recent is de Europese Commissie er wel in geslaagd om niet-prijsgerelateerd misbruik door Google te bewijzen. Ook volgens het Gerecht had Google haar eigen prijsvergelijkingsdienst in haar zoekmachine bevoordeeld ten opzichte van andere prijsvergelijkingsdiensten.  

De vraag is of het Hof van Justitie de kritische benadering van het Gerecht over prijsgerelateerd misbruik zal bevestigen. Dat het Hof zich op enigerlei wijze daarover moet uitlaten staat inmiddels vast, nu de Commissie tegen de Intel-uitspraak van het Gerecht beroep heeft aangetekend.