1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Handhaving in de Omgevingswet

Handhaving in de Omgevingswet

Het begrip ‘handhaving’ kan in ruime zin worden opgevat als elke handeling die erop is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van naleving kan op verschillende manieren worden bereikt, bijvoorbeeld via voorlichting, toezicht, opsporing, vervolging, sancties, maatregelen en afspraken. 1Hoofdstuk 18 van de Omgevingswet (Ow) is gewijd aan het thema handhaving. De opzet en de inhoud van dit hoofdstuk zijn gebaseerd op hoofdstuk 5 van de huidi...
Leestijd 
Auteur artikel Jelmer Keur
Gepubliceerd 25 juli 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het begrip ‘handhaving’ kan in ruime zin worden opgevat als elke handeling die erop is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van naleving kan op verschillende manieren worden bereikt, bijvoorbeeld via voorlichting, toezicht, opsporing, vervolging, sancties, maatregelen en afspraken. 1

Hoofdstuk 18 van de Omgevingswet (Ow) is gewijd aan het thema handhaving. De opzet en de inhoud van dit hoofdstuk zijn gebaseerd op hoofdstuk 5 van de huidige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Hoofdstuk 18 van de Ow bestaat uit drie afdelingen:

  • afdeling 18.1 betreft de bestuursrechtelijke handhaving. Dit thema is uitgewerkt in artikel 18.1 tot en met 18.10 Ow. Hierna wordt op enkele bepalingen uit deze afdeling nader ingegaan;

  • afdeling 18.2 ziet op de strafrechtelijke handhaving. Deze afdeling bestaat uit één artikel, te weten artikel 8.11 Ow, dat overeenkomt met het huidige artikel 8.9 van de Waterwet;

  • afdeling 18.3 is gereserveerd voor nadere regels over de kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Via de toekomstige invoeringswet Omgevingswet zal in deze afdeling de recent in werking getreden wet Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving worden opgenomen.


Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 18.1 Ow beschrijft de bestuursrechtelijke handhavingstaak. Deze beschrijving komt grotendeels overeen met artikel 5.2 Wabo.

Artikel 18.2 Ow regelt de toedeling van de bestuursrechtelijke handhavingstaak aan de verschillende bestuursorganen die zijn aangewezen als bevoegd gezag:

  • het college van burgemeester en wethouders is in de meeste gevallen bevoegd tot handhaving van omgevingsvergunningen. De handhaving van algemene rijksregels kan eveneens tot de bevoegdheid van het college behoren. 2 Daarbij ligt ook de handhaving van het omgevingsplan primair bij het college;

  • gedeputeerde staten zijn primair verantwoordelijk voor de handhaving van omgevingsverordeningen en het dagelijks bestuur van het waterschap voor de handhaving van waterschapsverordeningen;

  • de handhaving van een projectbesluit geschiedt door het bestuursorgaan dat dit besluit heeft genomen. In de memorie van toelichting bij de Ow wordt er nog op gewezen dat het projectbesluit een zelfstandige rechtsfiguur is die tevens als omgevingsvergunning kan gelden. Handhaving van een projectbesluit omvat daarmee automatisch ook het handhaven van onderdelen van het besluit die als omgevingsvergunning gelden. Het deel van het projectbesluit dat wijzigingen aanbrengt in het omgevingsplan wordt gehandhaafd door het college van burgemeester en wethouders.


Bestuursrechtelijke sancties
De Ow introduceert twee nieuwe bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten:

  • de bestuursdwangbevoegdheid voor het instemmend bestuursorgaan;

  • de bestuursdwangbevoegdheid voor de minister van Infrastructuur en Milieu (of andere ministers).


Daarbij zijn in de Ow de volgende reeds bestaande instrumenten opgenomen:

  • de bevoegdheid tot het intrekken van een begunstigende beschikking;

  • de bestuurlijke boete.


Artikel 18.3 Ow biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur een bestuursorgaan dat instemmingsbevoegdheid heeft bij de verlening van een omgevingsvergunning 3, de bevoegdheid te geven om zelfstandig een last onder bestuursdwang op te leggen 4. Het bestuursorgaan dat op grond van artikel 18.2 Ow de taak heeft om te handhaven, blijft daarnaast eveneens bevoegd om op te treden. Uit de memorie van toelichting bij de Ow volgt verder dat – overeenkomstig de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, ook bevoegd is tot het opleggen van een last onder dwangsom. 5

Ingevolge artikel 18.4 Ow heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (of een andere minister) bestuursdwangbevoegdheid ten aanzien van de handhavingstaken die hem bij of krachtens artikel 18.2 Ow zijn toebedeeld. Ook hier geldt dat de minister die bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, tevens een last onder dwangsom kan opleggen.

Artikel 18.10 Ow regelt de sanctie van het intrekken van een begunstigende beschikking. Deze bepaling komt voor het grootste deel overeen met artikel 5.19 Wabo. Deze bepaling uit de Wabo biedt de grondslag voor het intrekken van een omgevingsvergunning. Waar de Wabo nog spreekt van het intrekken van een ‘vergunning of ontheffing’, is de intrekkingsmogelijkheid in artikel 18.10 Ow verruimd tot ‘beschikkingen’. Ook bij de Ow gaat het in dit verband vooral om intrekking van een omgevingsvergunning. In de Awb komt het intrekken van een begunstigende beschikking als sanctie niet voor. Andere wetgeving kent dit handhavingsinstrument wel. Zo biedt artikel 18.17 Wet milieubeheer de mogelijkheid om een emissievergunning bij wijze van sanctie in te trekken.

Ook het instrument van de bestuurlijke boete krijgt een plek in de Ow. De concrete boetebepalingen moeten nog verschijnen, maar hiervoor is paragraaf 18.1.4 gereserveerd. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft inmiddels wel kenbaar gemaakt dat zij via de invoeringswet Omgevingswet de bestuurlijke boete op twee terreinen wil introduceren: voor de handhaving van de regelgeving ter bescherming van het cultureel erfgoed en voor de handhaving van de milieuregels voor risicovolle bedrijven die onder de Seveso-richtlijn vallen.

Bevoegdheid toezichthouders
Tot slot biedt artikel 18.7 Ow aan toezichthouders de bevoegdheid om een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Voorwaarde is wel dat deze bevoegdheid bij aanwijzingsbesluit aan de toezichthouder is toegekend. Het bevoegd gezag kan de bevoegdheid tot het binnentreden van een woning dus niet generiek toekennen aan iedere toezichthouder voor de volle breedte van de Ow. In de memorie van toelichting bij de Ow valt dan ook te lezen, dat deze verregaande bevoegdheid uitsluitend bestemd is voor toezichthouders die deze bevoegdheid daadwerkelijk en regelmatig nodig hebben voor de uitoefening van hun toezichthoudende taken. Het huidige artikel 5.13 Wabo biedt eveneens de mogelijkheid om een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. De Awb daarentegen biedt deze mogelijkheid uitdrukkelijk niet. 6

Wilt u meer weten over handhaving en de Omgevingswet? Neem contact op met Jelmer Keur, advocaat sectie Overheid & Vastgoed.

1. F.C.M.A. Michiels, ‘Handhavingsrecht en handhavingsbeleid’, in: F.C.M.A. Michiels & E.R. Muller (red.), Handhaving. Bestuurlijk handhaven in Nederland, Deventer: Kluwer 2013, p. 21-22.
2. Hierbij gaat het om algemene rijksregels die niet zijn gekoppeld aan een meldingsplicht, een mogelijkheid om maatwerkvoorschriften te stellen, of een mogelijkheid om gelijkwaardige maatregelen toe te staan op aanvraag.
3. Overeenkomstig art. 16.16 Ow.
4. Deze regeling is te vergelijken met art.5.2 lid 4 Wabo.
5. Vgl. art. 5:4 jo. 5:32 Awb.
6. Vgl. art. 5:15 lid 1 Awb.