Kabel- en leidingschade. De aansprakelijkheid van niet-ondergeschikten

9 juli 2014
Een kabel- of leidingbeheerder die schade lijdt aan haar kabel of leiding door grondroerende werkzaamheden, kan in beginsel zowel de feitelijke grondroerder als de opdrachtgever van de grondroerder aansprakelijk stellen voor vergoeding van haar schade. Het aansprakelijk stellen van de opdrachtgever van de grondroerder is wel aan restricties gebonden.InleidingGraafwerkzaamheden worden in de regel uitgevoerd in een keten van aannemers. Een partij zal als hoofdaannemer een graafopdracht hebben o...
Maarten Kole
Maarten Kole
Advocaat - Partner
In dit artikel
Een kabel- of leidingbeheerder die schade lijdt aan haar kabel of leiding door grondroerende werkzaamheden, kan in beginsel zowel de feitelijke grondroerder als de opdrachtgever van de grondroerder aansprakelijk stellen voor vergoeding van haar schade. Het aansprakelijk stellen van de opdrachtgever van de grondroerder is wel aan restricties gebonden.

Inleiding
Graafwerkzaamheden worden in de regel uitgevoerd in een keten van aannemers. Een partij zal als hoofdaannemer een graafopdracht hebben ontvangen, die vervolgens voor de daadwerkelijke graafwerkzaamheden een onderaannemer inschakelt. Dit kan vanuit kostenoverweging worden afgesproken, of omdat de hoofdaannemer geen deskundige grondroerder is (zodoende een allocatie van kennis en kunde).

Mocht de onderaannemer tijdens het graven schade toebrengen aan kabels of leidingen van een kabel- of leidingbeheerder, dan is in de regel de onderaannemer jegens de kabel- of leidingbeheerder aansprakelijk op grond van een onrechtmatige daad. Voor de situatie dat het voor een kabel- of leidingbeheerder niet geheel duidelijk is dat er naast de hoofdaannemer ook een (andere ) onderaannemer is die daadwerkelijk de graafwerkzaamheden heeft uitgevoerd in plaats van de hoofdaannemer, heeft de wetgever de mogelijkheid gecreëerd voor de kabel- of leidingbeheerder om de hoofdaannemer (ook) aan te spreken voor haar schade.

Artikel 6:171 BW
Artikel 6: 171 BW luidt:

“Indien een niet ondergeschikte die in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht, jegens een derde aansprakelijk is voor een bij die werkzaamheden begane fout, is ook die ander jegens de derde aansprakelijk”.


In het geval dat een niet-ondergeschikte (een onderaannemer), in opdracht van een ander (een hoofdaannemer) werkzaamheden verricht ter uitoefening van het bedrijf van de hoofdaannemer en de onderaannemer schade toebrengt aan een derde door een fout, dan is de hoofdaannemer ook aansprakelijk voor de schade van de derde (hierna: “gelaedeerde”).

Artikel 6:171 BW is volgens de jurisprudentie bedoeld om restrictief uit te leggen (HR 21-12-2001, JOR 2002/46). Artikel 6:171 BW kan daarbij slechts in stelling worden gebracht in de situatie dat het voor de gelaedeerde niet duidelijk is dat de schade door een onderaannemer is veroorzaakt, in plaats van door de bij de gelaedeerde bekende hoofdaannemer. Het moet voor een gelaedeerde niet duidelijk of niet kenbaar zijn dat de activiteiten van de hoofdaannemer en de onderaannemer gescheiden zijn (Rb. Zutphen, 23 december 2009, LJN: BL4916). Er moet sprake zijn van een ‘eenheid van onderneming’. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verwarring die kan ontstaan door logo’s op busjes en op werkmateriaal. Een gelaedeerde kan op grond van die logo’s de conclusie trekken dat die partij de uitvoerende partij moet zijn, terwijl het bijvoorbeeld slechts de logo’s zijn van de hoofdaannemer.

Er moet daarnaast, voor een geldig beroep op artikel 6:171 BW, sprake zijn van een fout van de onderaannemer. In de regel wordt met fout gedoeld op een onrechtmatige daad. Het schenden van een zorgplicht, zoals het grondroeren in strijd met de in de WION en de BION voorgeschreven zorgvuldigheid, wordt daaronder mede verstaan.

Het woord ‘ook’ in artikel 6:171 BW duidt op hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor de fout van de onderaannemer is de onderaannemer op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk jegens de gelaedeerde, en kan in sommige gevallen de hoofdaannemer naast de onderaannemer op grond van artikel 6:171 BW aansprakelijk zijn voor de schade van de gelaedeerde.

De ratio van artikel 6:171 BW is vrij recentelijk door de rechtbank Den Haag (Rb. Den Haag, 09-04-2014 ECLI:NL:RBDHA:2014:6158) in een kabelschade toegelicht:

Het artikel berust op de gedachte dat de eenheid die een onderneming naar buiten vormt, behoort mee te brengen dat een buitenstaander die schade lijdt en voor wie niet is te onderkennen of deze schade is te wijten aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, zich aan deze onderneming kan houden en zich tot deze onderneming kan wenden ter zake van de door hem geleden schade. (HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD7395).

Conclusie
Artikel 6:171 BW creëert een risicoaansprakelijkheid voor een hoofdaannemer. Deze risicoaansprakelijkheid beschermt een gelaedeerde tegen de mogelijke onoverzichtelijkheid van de keten van aannemers. De drempel voor een eventuele aansprakelijkheid van een hoofdaannemer is echter hoog nu het aan een gelaedeerde is om de ‘eenheid van onderneming’ te bewijzen. Mocht de drempel worden genomen, dan zijn de hoofdaannemer en onderaannemer hoofdelijk aansprakelijk jegens de gelaedeerde. Na voldoening van de vordering van de gelaedeerde kunnen hoofdaannemer en onderaannemer onderling uitmaken wie de schade voor welk bedrag draagt.

Sebastiaan van de Kant
Peter van Huizen

 

 

 

Gerelateerd

Nieuwe Warmtewetgeving 2026: wat de Wcw en Wgiw betekenen voor gemeenten, warmtebedrijven en investeerders

De energietransitie vraagt om fundamentele veranderingen in de manier waarop wij in Nederland onze woningen en bedrijven verwarmen. Nederland moet ‘van het gas...

Warmtebedrijf oprichten onder de Wcw: aandachtspunten en juridische eisen

Een van de oogmerken van de Wet collectieve warmte (Wcw) is het vergroten van publieke sturing op de realisatie en exploitatie van collectieve warmte. Om die...

Waarom registratie van netwerken belangrijk is voor eigendom en bescherming

Sinds 1 februari 2007 is in de wet vastgelegd dat de eigendom van een net, bestaande uit één of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste,...

De overgangsregeling bij registratie van netwerken

Sinds 2007 is in de wet verankerd dat een netwerk een onroerende zaak is. Alvorens een netwerkbedrijf over kan gaan tot juridische overdracht van het netwerk,...

De (on)zichtbaarheid van een net bij het Kadaster

Bij de vestiging van een recht van opstal voor een kabel of leiding wordt een aantekening geplaatst op het kadastraal bericht object van het perceel grond dat...

Registratie van een net: stappenplan voor notariële inschrijving bij het Kadaster

In de kabelarresten uit 2003 heeft de Hoge Raad bepaald dat kabels en leidingen onroerend zijn. Naar aanleiding van deze arresten is aan artikel 5:20 BW een...
No posts found