1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kosten na ongeval in verband met de hulp van een derde bij de exploitatie van een boerderij: vermogensschade of immateriële schadevergoeding?

Kosten na ongeval in verband met de hulp van een derde bij de exploitatie van een boerderij: vermogensschade of immateriële schadevergoeding?

Op 24 juni 2013 komt een vrouw (verzoekster) ten val wanneer zij op de fiets wordt aangereden door een (bij Univé verzekerde) auto met aanhangwagen. De vrouw loopt als gevolg van dit ongeval blijvend letsel op.Verzoekster is alleenstaand en heeft geen kinderen. Zij is geboren, getogen en woonachtig op een boerderij die zij, voor eigen gebruik en zonder economische opbrengst, zelfstandig exploiteert. Als gevolg van het ongeval is het voor de vrouw niet meer mogelijk deze werkzaamheden zelfstan...
Leestijd 
Auteur artikel Letske Hofstra (uit dienst)
Gepubliceerd 10 augustus 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 24 juni 2013 komt een vrouw (verzoekster) ten val wanneer zij op de fiets wordt aangereden door een (bij Univé verzekerde) auto met aanhangwagen. De vrouw loopt als gevolg van dit ongeval blijvend letsel op.

Verzoekster is alleenstaand en heeft geen kinderen. Zij is geboren, getogen en woonachtig op een boerderij die zij, voor eigen gebruik en zonder economische opbrengst, zelfstandig exploiteert. Als gevolg van het ongeval is het voor de vrouw niet meer mogelijk deze werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. Desondanks wenst zij haar boerderij op dezelfde wijze te exploiteren als tot aan de datum van het ongeval. Zij heeft daarom de hulp van een derde ingeschakeld. De kosten van deze arbeidshulp bedragen ongeveer EUR 8.000,-- per jaar. In de onderhavige (deelgeschil)procedure vordert verzoekster van Univé betaling van die schade als vermogensschade die zij tot aan haar 67e lijdt en nog zal lijden.

Het geschil

In casu staat de aansprakelijkheidsvraag niet ter discussie. Univé erkent namelijk aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval. Partijen twisten niettemin over de vraag of de door verzoekster gestelde schade gekwalificeerd moet worden als vermogensschade of als ander nadeel (immateriële schade in de zin van artikel 6:106 BW). Het onderscheid tussen voornoemde soorten schade is relevant, omdat vermogensschade in beginsel voor volledige vergoeding in aanmerking komt, maar immateriële schade slechts wordt vergoed ‘naar billijkheid’. De aard van smartengeld brengt met zich mee dat de omvang niet afhankelijk is van de voorgenomen besteding van (een) benadeelde van het smartengeld. Verzoekster is dan ook van mening dat sprake is van vermogensschade.

Ook staat ter discussie in hoeverre de schade aan (de verzekerde van) Univé kan worden toegerekend en of verzoekster gehouden is haar schade te beperken. Univé betoogt dat de vrouw de boerderij efficiënter moet exploiteren, bijvoorbeeld door haar veestapel in te krimpen.

Tot welk oordeel komt de rechter?

De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat de primaire doelstelling van het schadevergoedingsrecht herstel van de benadeelde is. Dit betekent echter niet zonder meer dat alle kosten van de (professionele) derde voor vergoeding in aanmerking komen. Hierbij weegt in dit geval (onder meer) mee dat:

  • geen sprake was van een economisch rendabel boerenbedrijf;

  • de vrouw geen loonvormende arbeid verrichtte;

  • de kosten die gemaakt worden met de inschakeling van de derde niet bijdragen aan het herstel van de lichamelijke toestand van verzoekster;

  • niet kan worden gezegd dat de inschakeling van een derde in redelijkheid noodzakelijk, althans gerechtvaardigd is ter verkrijging van de voor haar conditie benodigde beweging; en

  • geen sprake is van geestelijk letsel (waarbij het werken op de boerderij als therapie kan worden aangemerkt).


Ondanks dat kwalificeert de rechtbank de kosten van verzoekster toch als vermogensschade, namelijk als kosten ter beperking van de immateriële schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub a BW. Daarbij is van groot belang dat de boerderij het levensdoel is van verzoekster:

De rechtbank kan niet anders constateren dan dat [verzoekster] en de boerderij ten diepste en onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: zij ‘is’ in wezen haar boerderij. In haar opmerkingen bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die overeenkomen met hetgeen zij mondeling ter zitting naar voren heeft gebracht: “De dieren, de boerderij, de tuin, het weiland, is mijn alles.” Zij heeft haar zelfstandigheid gedeeltelijk moeten inleveren en ervaart het standpunt van Univé dat de boerderij in omvang zou moeten worden ingekrompen, althans dat de kosten van de in te schakelen derde niet volledig voor vergoeding in aanmerking komen, als een straf voor iets wat de aansprakelijke partij haar heeft aangedaan.”

Vervolgens overweegt de rechtbank dat een immateriële schadevergoeding in het geval van lichamelijk letsel een vergoeding betreft: “ter verzachting van het leed dat [verzoekster] met het ongeval is aangedaan, waarvan de hoogte afhankelijk is van onder meer de aard van de aansprakelijkheid, de duur en de intensiteit van de pijn die is geleden, het verdriet en de levensvreugde die [verzoekster] heeft gederfd.

De rechtbank neemt dan ook aan dat verzoekster de kosten voor de inschakeling van een derde moet maken om (verdere) geestelijke pijn vanwege het niet meer kunnen uitvoeren van haar werkzaamheden op de boerderij en het verlies van haar zelfstandigheid te voorkomen.

Begrenzing

De rechtbank acht een immateriële schadevergoeding van in totaal EUR 50.000,-- billijk. Dit heeft tot gevolg dat Univé de kosten van verzoekster ter beperking van de immateriële schade maximaal tot dit bedrag hoeft te vergoeden. De rechtbank overweegt namelijk dat de schade bestaande uit kosten ter beperking van immateriële schade uit haar aard niet de immateriële schade te boven kan gaan. In die zin doet de kwalificatie van de schade (vermogensschade of ander nadeel) dan ook niet ter zake: de vrouw krijgt maximaal een bedrag van EUR 50.000,-- vergoed.

De hoogte van deze schadevergoeding wordt door de rechtbank enerzijds gebaseerd op de stijl en standaard van het leven van verzoekster van vóór het ongeval. Anderzijds benadrukt de rechtbank dat Univé slechts de kosten hoeft te vergoeden op basis van een efficiënte(re) bedrijfsvoering. Ook de leeftijd van verzoekster speelt bij de hoogte van de schadevergoeding een belangrijke rol. De rechtbank acht aannemelijk dat verzoekster, ook zonder het ongeval, bij het bereiken van haar 60e levensjaar arbeidshulp had moeten inschakelen.

Conclusie

Univé dient een bedrag van EUR 22.000,-- aan verzoekster te betalen. De verzekeraar maakte eerder al voorschotten van in totaal EUR 28.000,-- aan de vrouw over. In totaal betaalt Univé aan verzoekster dus een bedrag van EUR 50.000,-- in verband met de kosten die betrekking hebben op de inschakeling van hulp bij de exploitatie van de boerderij.