1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Langdurig zitten: het nieuwe risico voor de werkgever?

Langdurig zitten: het nieuwe risico voor de werkgever?

Uit recent wetenschappelijk onderzoek volgt dat langdurig zitten slecht is voor ons. We lopen een grotere kans op diabetes, hart- en vaatziekten en een vroegtijdige dood. Mogelijk is er zelfs een verband met het krijgen van depressies en borstkanker. Geen goed nieuws dus voor werknemers met een sedentaire (“zittende”) baan. Maar wat betekent dit voor de werkgever? Kan die binnenkort de eerste claims tegemoet zien?Juridisch kaderIn artikel 7:658 BW is bepaald dat een werkgever die maatregelen...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 24 september 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Uit recent wetenschappelijk onderzoek volgt dat langdurig zitten slecht is voor ons. We lopen een grotere kans op diabetes, hart- en vaatziekten en een vroegtijdige dood. Mogelijk is er zelfs een verband met het krijgen van depressies en borstkanker. Geen goed nieuws dus voor werknemers met een sedentaire (“zittende”) baan. Maar wat betekent dit voor de werkgever? Kan die binnenkort de eerste claims tegemoet zien?

Juridisch kader

In artikel 7:658 BW is bepaald dat een werkgever die maatregelen moet nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Schiet de werkgever tekort in zijn zorgplicht, dan is hij jegens de werknemer aansprakelijk. Onder de zorgplicht wordt mede verstaan de verplichtingen die de werkgever krachtens de Arbeidsomstandighedenwet en andere publiekrechtelijke regelingen ter zake van arbeidsomstandigheden heeft.

Een werkgever schendt in beginsel zijn zorgplicht niet indien hij niet waarschuwt voor algemeen bekende gevaren, welke gevaren noodzakelijk aan het verrichten van de werkzaamheden zijn verbonden. Dit ligt soms anders als de werkgever verwezenlijking van het algemeen bekende gevaar bij de uitoefening van de werkzaamheden eenvoudig had kunnen wegnemen. Indien de werkgever dat vervolgens nalaat, kan er wel sprake zijn van schending van de zorgplicht.

Het is aan de werknemer conform de hoofdregel van artikel 150 Rv om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden. Pas als dat vaststaat is het aan de werkgever om te bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

Schade in de uitoefening van de werkzaamheden

In de eerste plaats zal het voor de werknemer niet eenvoudig zijn om te bewijzen dat de gezondheidsschade die hij heeft opgelopen daadwerkelijk het gevolg is van langdurig zitten. Er zijn immers tal van risicofactoren voor het krijgen van diabetes en hart- en vaatziekten. Al die risicofactoren hebben gemeen dat ze de kans op het ontstaan van deze aandoeningen vergroten.

In de tweede plaats zal het lastig zijn om aan te tonen dat de gezondheidsschade (grotendeels) het gevolg is van langdurig zitten tijdens het werk. Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde Nederlander 85% van zijn vrije tijd zittend doorbrengt. De gezondheidsschade die eventueel ontstaat door langdurig zitten is derhalve veelal mede in privétijd ontstaan.

Om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de schade (in hoofdzaak) is ontstaan door langdurig zitten op het werk is dan ook nagenoeg onmogelijk.

We komen dan al snel uit op de weg van de proportionele aansprakelijkheid. In gevallen waarbij onzeker is of er een causaal verband bestaat tussen de tekortkoming van de werkgever en de gezondheidsschade mag een rechter de schadevergoeding verminderen evenredig met de (op een gemotiveerde schatting berustende) mate waarin de aan de werknemer toe te rekenen omstandigheden tot diens schade hebben bijgedragen. Wel moet dan komen vast te staan dat de kans niet zeer klein is dat de schade is terug te voeren op de werkzaamheden alsmede dat sprake is van schending in de nakoming van de zorgplicht (HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6092). In het arrest van 7 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) oordeelde de Hoge Raad dat een kans van 17% op een causaal verband tussen blootstelling en gezondheidsklachten niet voldoende was voor hantering van proportionele aansprakelijkheid. Voor het maken van een gemotiveerde schatting zal in de praktijk veelal een of meer deskundige(n) geraadpleegd moeten worden. Uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren volgt dat proportionele aansprakelijkheid bij beroepsziektezaken zeer terughoudend wordt toegepast.

Invulling van de zorgplicht

Welke veiligheidsmaatregelen van een werkgever mogen worden verwacht hangt af van de bekendheid met het gevaar, de op dat moment bestaande kennis en inzichten en de omstandigheden van het geval. De gevaren van langdurig zitten zijn pas relatief kort bekend en met name onder de aandacht gebracht door het boek van de Britse onderzoeker James Levine uit 2010 (Get Up!), waarin hij zitten tot het nieuwe roken bestempelt.

Moeten werkgevers nu beleid gaan maken gericht op het voorkomen van langdurig zitten? Werkgevers moeten er in ieder geval rekening mee houden dat langdurig zitten tijdens het werk een nieuw risico vormt. Waar voorheen voornamelijk aandacht was voor het voorkomen van fysiek zwaar of repeterend werk, worden nu zaken als een gezonde levensstijl en de noodzaak van bewegen belangrijker. Dit levert overigens ook voordelen op voor de werkgever. Gezonde werknemers verzuimen minder.

De verwachting is dat langdurig zitten steeds meer onder de aandacht van werknemer en werkgever zal komen. Zo heeft ArboNed dit jaar zitten al tot ‘modern arbeidsrisico’ benoemd.

Maatregelen ter voorkoming of vermindering van langdurig zitten zullen met name neerkomen op het bewust maken van het belang van bewegen en het faciliteren van beweging tijdens de werkzaamheden. Inmiddels zijn er allerlei oplossingen bedacht om het langdurig zitten op de werkplek tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld de bureaufiets en verstelbare zit-stabureaus. Daarnaast kan de werkgever overgaan op staand vergaderen of “kantoorfitness” promoten.

Dit laatste is een simpele manier om medewerkers achter het bureau vandaan te krijgen. Het uitgangspunt is dat werknemers niet langer dan anderhalf uur aaneengesloten zitten, maar met enige regelmaat in beweging komen door bijvoorbeeld bij een collega binnen te lopen met een vraag in plaats van te mailen, zelf koffie te gaan halen of naar de printer te lopen, staand te bellen of te dicteren, etc.

Bij inmenging in de persoonlijke levensstijl van werknemers is voorzichtigheid wel geboden. Het is relatief eenvoudig werknemers te verplichten een veiligheidshelm te dragen of gehoorbescherming te gebruiken, maar medewerkers verplichten te bewegen, gezond te eten en niet meer te roken ligt veel gevoeliger. Het blijft dan ook de vraag wat de werkgever enerzijds moet doen en anderzijds hoe ver hij mag gaan om zijn medewerkers gezond en vitaal te houden. De eigen keuze/verantwoordelijkheid van de werknemer zal daarbij een belangrijke rol blijven spelen.

Conclusie

Het zal niet eenvoudig zijn om met succes een werkgever aansprakelijk te stellen voor de gevolgen van langdurig zitten. Dit komt enerzijds door de zware bewijslast die op de werknemer rust voor wat betreft de oorzaak van de klachten en anderzijds door het feit dat langdurig zitten een relatief nieuw gezondheidsrisico is waarmee de werkgever tot voor kort geen rekening behoefde te houden.