1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Non-concurrentiebeding bij overname in strijd met het kartelverbod?

Non-concurrentiebeding bij overname in strijd met het kartelverbod?

Op 1 april 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen waarbij de vraag centraal stond of een non-concurrentiebeding voor vijf jaar, opgenomen in een vaststellingsovereenkomst waarbij de verkoop van aandelen centraal stond, in strijd is met het kartelverbod (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2590). Twee heren houden beiden 50% van de aandelen in een vennootschap en zijn tevens statutair bestuurder. Ter beëindiging van diverse geschillen draagt...
Leestijd 
Auteur artikel Selma van Ramele
Gepubliceerd 18 juni 2014
Laatst gewijzigd 31 mei 2022
Op 1 april 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen waarbij de vraag centraal stond of een non-concurrentiebeding voor vijf jaar, opgenomen in een vaststellingsovereenkomst waarbij de verkoop van aandelen centraal stond, in strijd is met het kartelverbod (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 1 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2590).

Twee heren houden beiden 50% van de aandelen in een vennootschap en zijn tevens statutair bestuurder. Ter beëindiging van diverse geschillen draagt de één (gedaagde) haar aandelen over aan de andere (eiseres). De vaststellingsovereenkomst waarin deze overname wordt vastgelegd, bevat tevens een non-concurrentiebeding. Uitgangspunt daarbij is dat de vennootschap geen commercieel nadeel zal ondervinden van toekomstige activiteiten van de vertrekkende aandeelhouder. Gedaagde mag kort gezegd gedurende een periode van vijf jaar geen concurrerende activiteiten ontplooien. Eiseres stelt dat het non-concurrentiebeding is geschonden door gedaagde, aangezien er concurrerende werkzaamheden zijn uitgevoerd, dan wel dat gedaagde werkzaam was bij een onderneming die concurrerende activiteiten jegens de vennootschap ontplooit. Gedaagde stelt dat het non-concurrentiebeding van rechtswege nietig is, omdat zij in strijd is met het kartelverbod en de mededinging beperkt.

Het Gerechtshof stelt vast dat het in casu gaat om concurrentiebeperkende afspraken, die zijn gemaakt in het kader van de overname van aandelen in de vennootschap. Het primaire doel van deze afspraken was het mogelijk maken van de overname, die diende als oplossing voor de geschillen tussen partijen. Dergelijke afspraken zijn niet verboden indien zij rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van een concentratie als bedoeld in de EG-concentratieverordening. Het Gerechtshof stelt vast dat er sprake is van concentratie.

In het mededingingsrecht wordt onderkend dat in het kader van concentraties mededingingsbeperkende afspraken moeten worden gemaakt om de goodwill van de verkochte onderneming gedurende een zekere periode te beschermen. Kopers zijn vaak niet bereid zonder dergelijke afspraken een onderneming te kopen. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van deze afspraken worden de randvoorwaarden zoals uiteengezet door de Europese Commissie in de bekendmaking betreffende nevenrestricties gehanteerd. Daaruit volgt dat een toegestane restrictie rechtstreeks verbonden moet zijn met en noodzakelijk moet zijn voor de totstandkoming van de concentratie. Bij de beoordeling daarvan dient het volgende te worden beoordeeld:

  • de duur: in beginsel is drie jaar toegestaan wanneer de overdracht van de onderneming zowel de overdracht van goodwill als knowhow omvat en twee jaar als het uitsluitend goodwill betreft;

  • het geografische toepassingsgebied: in beginsel alleen waar de onderneming actief is; en

  • de (materiële en personele) reikwijdte.


Volgens het Gerechtshof was in dit geval een langere duur dan drie jaar gerechtvaardigd, omdat sprake was van uitzonderlijke omstandigheden. De vertrekkende aandeelhouder was tot vlak voor de overname enig bestuurder en had jarenlang alle contacten met de klanten onderhouden. Daarnaast bestond het vermoeden dat de vertrekkende aandeelhouder concurrerende activiteiten aan het opzetten was. Verder was van belang dat er sprake was van een hoge graad van klantentrouw en een lange levensduur van de producten. Ook het gegeven dat de vertrekkende aandeelhouder de vennootschap jarenlang alleen heeft geleid en beschikt over alle specifieke kennis over de in- en verkoopkanalen van de vennootschap en de markt waarop de vennootschap actief is, draagt daaraan bij. Tevens weegt mee dat de knowhow in deze branche niet spoedig veroudert en dus niet snel haar waarde verliest. De duur van vijf jaar was volgens het Gerechtshof dan ook nog net te billijken. Een nadere beperking naar geografische reikwijdte was evenmin noodzakelijk volgens het Gerechtshof, omdat de producten wereldwijd werden aangeboden.

Deze uitspraak is een uitzondering op de regel. De ACM en de rechter wijken slechts in uitzonderlijke gevallen af van de maximale termijn voor non-concurrentiebedingen uit de bekendmaking betreffende nevenrestricties van de Europese Commissie. In beginsel blijft dan ook gelden dat een langere duur dan drie jaar voor een non-concurrentiebeding, wanneer goodwill en knowhow worden overgedragen, niet toegestaan zal zijn toegestaan onder het kartelverbod.