1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Pensioen en korting WW

Pensioen en korting WW

Met enige regelmaat wordt er geprocedeerd tussen het UWV en een WW-gerechtigde over de korting die het UWV heeft toegepast op een WW-uitkering vanwege een ontvangen (pre)pensioenuitkering. Begin deze maand heeft de rechtbank Noord-Holland hierover een opvallende uitspraak gewezen. In dit artikel vindt u een analyse en nuancering van de uitspraak.
Leestijd 
Auteur artikel Frédérique Hoppers
Gepubliceerd 28 augustus 2020
Laatst gewijzigd 28 augustus 2020

Pensioen en korting WW

Met enige regelmaat wordt er geprocedeerd tussen het UWV en een WW-gerechtigde over de korting die het UWV heeft toegepast op een WW-uitkering vanwege een ontvangen (pre)pensioenuitkering. Begin deze maand (3 augustus 2020) heeft de rechtbank Noord-Holland hierover een opvallende uitspraak gewezen. Een uitspraak die de uitzondering op de kortingsmogelijkheid beknot, terwijl in het licht van de regelgeving te betwijfelen valt of dat wel correct is geweest. Met enige regelmaat wordt er geprocedeerd tussen het UWV en een WW-gerechtigde over de korting die het UWV heeft toegepast op een WW-uitkering vanwege een ontvangen (pre)pensioenuitkering. Begin deze maand (3 augustus 2020) heeft de rechtbank Noord-Holland hierover een opvallende uitspraak gewezen.

Een uitspraak die de uitzondering op de kortingsmogelijkheid beknot, terwijl in het licht van de regelgeving te betwijfelen valt of dat wel correct is geweest. In deze bijdrage daarom een analyse en nuancering van de uitspraak. Het gaat hier om een onderwerp dat bij een ontslag van een oudere medewerker (meer) aandacht verdient en daarom zonder meer interessant is voor de HR-professional.. Het gaat hier om een onderwerp dat bij een ontslag van een oudere medewerker (meer) aandacht verdient en daarom zonder meer interessant is voor de HR-professional.

Pensioenuitkering gekort op WW

Het UWV kan bij de toekenning van een WW-uitkering rekening houden met pensioen, zoals ouderdomspensioen, een overbruggingsuitkering en/of prepensioen. Deze uitkeringen zijn zogenoemde “inkomsten in verband met arbeid” en mogen door het UWV gekort worden op de WW- uitkering. Achtergrond van deze kortingsmogelijkheid is dat bij een WW-uitkering verondersteld wordt dat iemand beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, terwijl dat in een situatie van een pensioengerechtigde niet meer (volledig) het geval is.

Uitzonderingsmogelijkheden

Op deze kortingsmogelijkheden bestaan uitzonderingen. Aanvankelijk golden er twee uitzonderingen, maar per 1 mei 2018 zijn daaraan twee uitzonderingen toegevoegd.

De twee belangrijkste uitzonderingen komen op het navolgende neer:

1. De pensioenuitkering werd ontvangen in verband met een eerder verlies aan arbeidsuren binnen het betreffende dienstverband waaruit ook het WW-recht is ontstaan. Deze uitzondering gold ook al vóór 1 mei 2018.
Een voorbeeld: in 2019 is de werknemer minder gaan werken bij werkgever X. De werknemer kiest er op dat moment in verband met het verlies aan arbeidsuren ook voor om een deeltijdpensioen te laten uitkeren. Vervolgens wordt de werknemer in 2020 door diezelfde werkgever X ontslagen en maakt de werknemer aanspraak op een WW-uitkering. In die situatie geldt de uitzondering en vindt er dus geen korting door het UWV plaats.

2. Het pensioen werd reeds ontvangen voorafgaand aan de dienstbetrekking waaruit een WW- uitkering volgt. Hier betreft het de nieuwe, per 1 mei 2018, toegevoegde uitzondering (artikel 3:5 lid 7 AIB). Waarom vindt er in die situatie geen korting plaats? Het ouderdomspensioen werd al ontvangen voorafgaand aan de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos is geworden, waardoor het ouderdomspensioen kennelijk geen aanleiding voor de betrokkene heeft gegeven om zich volledig uit het arbeidsproces terug te trekken. Immers, de betrokkene is weer een nieuw dienstverband aangegaan, naast het deeltijdpensioen.

Een voorbeeld: de werknemer heeft een dienstverband bij werkgever X. Dit dienstverband eindigt en de werknemer maakt aanspraak op pensioen. Op een later moment gaat de werknemer een nieuw dienstverband aan met werkgever Y. Ook uit dat dienstverband wordt de werknemer ontslagen. Er wordt aanspraak gemaakt op een WW-uitkering, waarbij het UWV niet de mogelijkheid heeft om het reeds ingegane pensioen (voortvloeiende uit de eerdere dienstbetrekking) te korten op de WW-uitkering.

Uitspraak

Opvallend is dat de rechtbank Noord-Holland in het geheel geen aandacht besteedt aan deze tweede uitzonderingsbepaling. De rechtbank Noord-Holland verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, welke uitspraak gewezen is nog voordat deze wijziging/toevoeging aan de orde was. Zo overweegt de rechtbank:

“Verweerder verwijst naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Op basis hiervan wordt prepensioen niet tot het inkomen gerekend dat door de uitkeringsgerechtigde werd ontvangen en dat betrekking heeft op een eerder verlies van arbeidsuren. Dit is een uitzondering op de hoofdregel en moet daarom restrictief worden uitgelegd. Deze uitzonderingsbepaling is alleen van toepassing als het prepensioen samenhangt met dezelfde (resterende) dienstbetrekking als waaruit de werknemer werkloos is geworden. Alleen in die situatie wordt een prepensioen niet gekort op de WW-uitkering.”

Anders dan de rechtbank Noord-Holland lijkt te overwegen, dient dus ook in een andere situatie een korting achterwege te blijven. De rechtbank spreekt alleen maar over de eerder geschetste uitzonderingssituatie 1, terwijl situatie 2 (waarbij het pensioen juist is uitgekeerd in verband met een eerdere dienstbetrekking en voorafgaand aan de nieuwe dienstbetrekking) ook een uitzondering op de kortingsmogelijkheid betreft.

Andere uitkomst?

Had de uitkomst dan anders uitgepakt voor de betrokkene in de kwestie die bij de rechtbank Noord-Holland voorlag? Naar ik vermoed niet, omdat in de kwestie die bij de rechtbank voorlag, de betrokkene het deeltijdpensioen nog niet genoot op het moment dat hij het nieuwe dienstverband aanging met de nieuwe werkgever. Zo had de werknemer van 1980 tot 2002 gewerkt bij werkgever X en van 2002 tot 2019 bij werkgever Y. Niet reeds voorafgaand aan de indiensttreding bij werkgever Y (dus vóór 2002) genoot de werknemer prepensioen, maar eerst vanaf 2018. De tijdsvolgordelijkheid pakt hier dus in het nadeel van de betrokkene uit. Had de betrokkene daarentegen reeds voorafgaand aan de indiensttreding bij de nieuwe werkgever een prepensioen genoten, dan had een korting achterwege moeten blijven.

De praktijk

Kortom: ik mag hopen dat de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland niet een eigen leven gaat leiden en hieruit de conclusie wordt getrokken dat het prepensioen zonder meer vanuit de laatste dienstbetrekking moet zijn genoten, wil een betrokkene in aanmerking komen voor de uitzonderingsbepaling (en dus niet gekort worden op de WW). Werknemers die bijvoorbeeld op 63-jarige leeftijd ontslagen worden en het prepensioen laten ingaan, maar op een later moment alsnog een andere baan vinden waaruit een WW-uitkering voortvloeit, zouden mijns inziens nog immer in aanmerking moeten kunnen komen voor de uitzonderingsbepaling.

Meer aandacht voor pensioen bij ontslag

Het is in ieder geval goed om, in geval van een ontslagsituatie van een oudere medewerker, aandacht te besteden aan dit aspect. Dit enerzijds om teleurstellingen achteraf te voorkomen, maar anderzijds ook omdat een goede timing juist tot een wenselijk resultaat (uitblijven van korting) zou kunnen leiden. Meer aandacht voor pensioenoplossingen bij ontslag is daarom op zijn plaats. In het lezenswaardige artikel van pensioenspecialist Dirk Jan Plate wordt specifiek deze kortingsproblematiek nader onder de loep genomen.

Via dit Kennisportal wordt u uiteraard op de hoogte gehouden van de relevante pensioenontwikkelingen, meer specifiek voor de HR-praktijk. Op 8 september a.s. vindt ook een webinar over dit onderwerp plaats. Aanmelden voor dit kosteloze webinar is nog mogelijk.