Stamrechtvrijstelling niet steeds mogelijk bij vooraf afgesproken ontslagvergoeding

Op 8 juli 2011 heeft de Belastingdienst (via Vraag & Antwoord 08-024) medegedeeld, dat toepassing van de stamrechtvrijstelling van artikel 11 lid 1 sub g Wet op de loonbelasting 1964 niet mogelijk is, indien op voorhand in de arbeidsovereenkomst een ontslagvergoeding is afgesproken.Niet toegestaan is dus dat van tevoren de aanspraak op een ontslagvergoeding vaststaat en daardoor ter vrije beschikking van de werknemer staat.

Gebruik van de stamrechtvrijstelling is wel mogelijk indien de aanspraak op een ontslagvergoeding wordt bedongen in een vaststellingsovereenkomst, dus nadat ontslag aan de orde is gekomen.

Redenering van de Belastingdienst is dat door het ontslag de vooraf overeengekomen ontslaguitkering overgegaan is in een recht op (bijzonder) loon. Omzetting van loon in een stamrecht kwalificeert niet voor de stamrechtvrijstelling.

Omzetting van een aanspraak op een periodieke uitkering ter vervanging van gederfd of te derven loon doet dit wel.

Is er een oplossing? Jazeker, het is toegestaan om de omvang van de ontslagvergoeding vooraf af te spreken, maar tegelijk te bepalen dat de vorm van de uitkering (als bedrag ineens onder inhouding van loonheffing of in de vorm van een stamrecht na goedkeuring door de Belastingdienst) pas vastgesteld wordt als het mogelijke ontslag zich voordoet. De tekst moet dus zorgvuldig zijn vastgesteld.

Het formuleren van een ontslagvergoeding is maatwerk met belangrijke civielrechtelijke en fiscale voetangels en klemmen.

De Belastingdienst publiceerde op 7 december 2010 over de toepassing van de stamrecht­vrijstelling een algemene Handreiking gederfd of te derven loon. Zie hierover mijn eerdere bijdrage van 29 december 2010 op deze kennisportal: Stamrecht bij oudere werknemer beperkt; ook relevant voor banksparen en levensloop.