1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Voorlopig deskundigenbericht: staat tegen afwijking van verzochte vraagstelling een rechtsmiddel open?

Voorlopig deskundigenbericht: staat tegen afwijking van verzochte vraagstelling een rechtsmiddel open?

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs een opmerkelijke uitspraak gedaan over de strekking en reikwijdte van het rechtsmiddelenverbod van artikel 204 lid 2 Rv.
Leestijd 
Auteur artikel Margo Hengeveld
Gepubliceerd 21 oktober 2020
Laatst gewijzigd 28 december 2020

Achtergrond

Partij A had de Rechtbank in eerste aanleg (onder meer) verzocht om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen. De Rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, maar daarbij niet de door partij A voorgestelde vraagstelling overgenomen. In plaats daarvan heeft de Rechtbank aansluiting gezocht bij een standaard vraagstelling. Partij A kan zich niet vinden in de vraagstelling van de Rechtbank en gaat in hoger beroep.

Partij B meent dat partij A daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu volgens artikel 204 lid 2 Rv geen hogere voorziening openstaat voor zover het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht is toegewezen. En in dit geval – zo is de redenering van partij B – is het verzoek van partij A toegewezen.

Het oordeel van het Hof

Het Hof volgt de redenering van partij B niet, en verklaart partij A ontvankelijk. Het Hof overweegt daartoe dat “hoewel het verzoek van [partij A] tot een voorlopig deskundigenbericht op zichzelf is toegewezen, (…) de rechtbank daarbij [is] afgeweken van de door [partij A] voorgestelde specifieke vraagstelling voor de deskundige. In zoverre is het verzoek van [partij A] (gedeeltelijk) afgewezen, zodat zij tegen dit deel van de beschikking hoger beroep kan instellen”. Het hof verwijst daarbij naar de parlementaire geschiedenis, waaruit volgt dat hoger beroep ook mogelijk is wanneer het verzoek niet geheel maar slechts ten dele wordt afgewezen, waaronder naar het oordeel van het hof “ook [kan] worden begrepen een afwijzing van (bepaalde) voorgestelde vragen aan de deskundige”.

Partij A vindt vervolgens ook inhoudelijk gehoor bij het Hof, dat de oorspronkelijk door partij A voorgestelde vragen grotendeels overneemt.

Wanneer is sprake van een gedeeltelijke afwijzing van het verzoek?

Ik durf te betwijfelen of het oordeel van het Hof juist is. Weliswaar heeft de Hoge Raad (noch de wetgever) zich (nog) niet specifiek uitgelaten over de vraag of het afwijken van de door verzoeker voorgestelde vraagstelling kwalificeert als een gedeeltelijke afwijzing van het verzoek; wél heeft de Hoge Raad in 2001 geoordeeld dat tegen de (toewijzing van het verzoek, maar) benoeming van een andere dan door verzoeker voorgestelde persoon als deskundige geen hogere voorziening openstond. De Hoge Raad achtte doorslaggevend dat de keuze van een bepaald persoon als deskundige geen onderdeel kan zijn van een (op voet van artikel 202 Rv gedaan) verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht, zodat een verzoek met betrekking tot die keuze slechts moet worden opgevat als een “voorstel”. Indien de rechter daarvan afwijkt is geen sprake van een (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek. De Hoge Raad maakt dus onderscheid tussen de ‘essentialia’ van het verzoek enerzijds en punten van uitwerking anderzijds.

Afgaand op die redenering van de Hoge Raad – die mij overigens logisch voorkomt – is aannemelijk dat hetzelfde heeft te gelden voor het afwijken van de vraagstelling. Ook de vraagstelling is namelijk geen onderdeel van het verzoek als zodanig, maar enkel een “voorstel” aan de rechter. Het afwijken van de voorgestelde vraagstelling kan daarom naar ik meen als uitgangspunt niet als gedeeltelijke afwijzing van het verzoek worden aangemerkt. ‘Als uitgangspunt’, nu denkbaar is dat als op zodanige wijze wordt afgeweken van de voorgestelde vraagstelling dat die afwijking de kern van het verzoek raakt, de afwijking tóch als gedeeltelijke afwijzing van het verzoek heeft te gelden. Dat laatste zal echter eerder uitzondering dan regel zijn.

Tot slot

Óf het Hof de plank hier daadwerkelijk heeft misgeslagen valt op basis van het enkel het arrest (zonder de onderliggende stukken) niet met zekerheid te zeggen. Het lijkt er in ieder geval op dat het Hof bovengenoemde nuances niet in aanmerking heeft genomen, dat het Hof partij A ontvankelijk heeft verklaard enkel op basis van de passage in de wetsgeschiedenis dat ook tegen een gedeeltelijke afwijzing een rechtsmiddel openstaat, en dat het Hof daarbij volledig voorbij is gegaan aan de – interessantere, maar ook complexere – vraag wanneer sprake is van een gedeeltelijke afwijzing.

Partij A lijkt hier dus geluk te hebben gehad.

Heeft u een civiele appel- of cassatiezaak waar u ondersteuning bij nodig heeft, of heeft u procesrechtelijke vragen, neem dan contact op met een van de leden van het cassatie- en procesrechtteam van Dirkzwager Legal & Tax: Tom van Malssen (cassatieadvocaat), Margo Hengeveld of Robert Andes.