1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. WNT-weetje: Kunnen outplacement- en juridische kosten worden opgenomen in een vertrekregeling van een topfunctionaris?

WNT-weetje: Kunnen outplacement- en juridische kosten worden opgenomen in een vertrekregeling van een topfunctionaris?

Bij een beëindiging met wederzijds goedvinden, is in de praktijk een veelvoorkomende afspraak dat er juridische kosten worden vergoed. Op die manier kan de werknemer zich juridisch laten voorlichten over de inhoud en het gevolg van de vaststellingsovereenkomst, waarvoor de werkgever de kosten vergoed. Een andere afspraak is dat de werkgever kosten voor outplacement op zich neemt, zodat de werknemer gericht een nieuwe baan kan vinden. Vraag is of deze regelingen ook bij een topfunctionaris in het kader van de WNT kunnen worden opgenomen. Dit artikel behandelt deze vraag.
Leestijd 
Auteur artikel Annelinde Janssen
Gepubliceerd 21 oktober 2020
Laatst gewijzigd 22 oktober 2020

Juridisch kader

In artikel 4 Uitvoeringsregeling WNT is opgenomen dat kosten van een outplacementtraject, juridische of financiële bijstand in het kader van de beëindiging van een dienstverband niet vallen onder de uitkering wegens beëindiging van een dienstverband indien deze voortvloeien uit een cao, de wet, of een andere collectieve regeling die is overeengekomen met werknemersverenigingen óf dat deze vergoeding uitsluitend kan worden aangewend op basis van een declaratie op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Kort en goed betekent dit dus dat deze kosten niet vallen onder de maximale ontslagvergoeding van € 75.000,- bruto (bij een fulltime dienstverband). Echter, dit betekent niet dat deze kosten niet worden genormeerd door de WNT. Immers is het de vraag of deze kosten wél vallen onder de bezoldiging van een topfunctionaris en om die reden alsnog moeten worden getoetst aan de maximale bezoldigingsnorm.

Om te beoordelen of deze kosten onder bezoldiging vallen op grond van de WNT, is de eerste vraag of deze kosten (uitsluitend) worden gemaakt in het kader van de beëindiging. Voor vergoedingen en verstrekkingen die onder de werkkostenregeling vallen bestaat, mits zij zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel, een uitzondering op basis van artikel 2 lid 2 sub e Uitvoeringsregeling WNT. Dit komt erop neer dat deze vergoedingen en verstrekkingen niet vallen onder het bezoldigingsbegrip uit de WNT. De kern van de werkkostenregeling is dat de werkgever bepaalde vergoedingen en verstrekkingen als eindheffingsloon kan aanwijzen, waarbij dit eindheffingsloon vervolgens tot een bedrag van 1,2% van de loonsom is vrijgesteld van (eind)heffing. Door vergoedingen en verstrekkingen aan te merken als eindheffingsloon, neemt de werkgever de (eventuele) belastingheffing over dit loon over van de werknemer. Vergoedingen voor zowel juridische- als outplacementkosten kunnen onder de werkkostenregeling worden gebracht. Voor beide kostensoorten geldt fiscaal gezien wel een andere kwalificatie.

  • Juridische kosten vallen binnen de werkkostenregeling onder de vrije ruimte van 1,2% van de loonsom van de werkgever. Alle vergoedingen en verstrekkingen die in de vrije ruimte worden gebracht zijn vrijgesteld van heffing voor zover zij aan de gebruikelijkheidstoets voldoen. Kort gezegd houdt de gebruikelijkheidstoets in dat vergoedingen en verstrekkingen die in de vrije ruimte van de werkkostenregeling worden gebracht niet meer dan 30% mogen afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. De gebruikelijkheid van de vergoeding wordt getoetst door te kijken naar de hoogte van vergoedingen die in vergelijkbare gevallen in de vrije ruimte worden ondergebracht. Indien de vrije ruimte wordt overschreden, omdat de werkgever bijvoorbeeld meer dan 1,2% van zijn loonsom aanwijst, betaalt de werkgever over de overschrijding 80% eindheffingstarief.

  • Outplacementkosten vallen binnen de werkkostenregeling onder de gerichte vrijstellingen. Gerichte vrijstellingen komen niet ten laste van de vrije ruimte van 1,2% van de loonsom en worden daarmee in feite vrijgesteld (vandaar de benaming ‘gerichte vrijstellingen’). Over outplacementkosten is de werkgever in principe geen belasting verschuldigd. De gebruikelijkheid van gerichte vrijstellingen hoeft bovendien niet expliciet te worden getoetst. Gerichte vrijstellingen zijn uitdrukkelijk in de wet opgenomen en worden (mede daardoor) geacht gebruikelijk te zijn, waardoor het niet nodig is om de gebruikelijkheid nogmaals te toetsen.

In principe kunnen zowel juridische kosten als kosten voor outplacement, mits zij door de werkgever zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel, onder de werkkostenregeling worden gebracht. Als dit het geval is, vallen deze kostenvergoedingen mogelijk onder de uitzondering van artikel 2 lid 2 sub e Uitvoeringsregeling WNT. Om na te gaan of vergoedingen van juridische- of outplacementkosten onder deze uitzondering vallen, is het van belang om te bepalen of de vergoedingen kwalificeren als loon uit tegenwoordige of als loon uit vroegere dienstbetrekking. Dit is aldus de tweede vraag die dient te worden beantwoord.

Van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking is sprake wanneer de vergoeding verband houdt met specifieke, door de werknemer (in een bepaald tijdvak) verrichte, werkzaamheden. Van loon uit vroegere dienstbetrekking is sprake wanneer de kosten slechts meer algemeen hun oorzaak vinden in voorheen verrichte arbeid. Loon uit vroegere dienstbetrekking is dus geen vergoeding voor het werk zelf, maar een aanspraak die de werknemer heeft omdat hij vroeger heeft gewerkt. Vergoedingen voor juridische- of outplacementkosten die in het kader van de beëindiging van het dienstverband worden gegeven, kwalificeren doorgaans als loon uit vroegere dienstbetrekking. In principe kunnen vergoedingen die kwalificeren als loon uit vroegere dienstbetrekking niet onder de werkkostenregeling worden gebracht, waardoor zij niet onder de uitzondering van artikel 2 lid 2 sub e Uitvoeringsregeling WNT vallen. In dat geval worden deze dus genormeerd door de bezoldigingsnorm uit de WNT.

Op basis van beleid van de Belastingdienst bestaat er echter nog één uitzondering. Wanneer de werkgever naast het loon uit vroegere dienstbetrekking, ook loon uit tegenwoordige dienstbetrekking uitbetaald, mag het loon uit vroegere dienstbetrekking wél onder de werkkostenregeling (en daarmee onder de uitzondering in de Uitvoeringsregeling WNT) worden gebracht. Hiervoor is het van belang dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. Voor vergoedingen van juridische- of outplacementkosten geldt dat de betaling gelijktijdig met de betaling van het (laatste) reguliere loon moet plaatsvinden.
  2. De vergoeding van juridische kosten moet daarnaast ook nog aan de gebruikelijkheidstoets voldoen.

Gelet op het voorgaande is het dus mogelijk om juridische en/of outplacement kosten te vergoeden, mits dit kan op grond van de fiscale voorwaarden. De wet- en regelgeving biedt hier ieder geval mogelijkheden voor.

De rechtspraak

Eenduidig is de wet- en regelgeving echter niet. Immers wordt hier in de rechtspraak anders over gedacht. De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de kosten voor outplacement en juridische bijstand niet aangemerkt worden als uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband, indien deze tijdens het dienstverband mogen cumuleren met de maximale bezoldiging van de WNT (ECLI:NL:RBAMS:2016:3672 en ECLI:NL:RBAMS:2017:891). Indien deze componenten dus niet vallen aan te merken als bezoldigingscomponenten (en vallen onder de bovengenoemde fiscale uitzonderingen), is de rechter van oordeel dat dit ook het geval moet zijn in het kader van de beëindiging. Bij de motivering merkt de rechtbank op dat het er niet toe doet dat deze uitkeringen niet rechtstreeks aan de topfunctionaris worden betaald, maar aan derden (de advocaat en het outplacementbureau). De uitkeringen komen immers wel ten goede aan de topfunctionaris. De rechtbank Amsterdam is dus ruimer bij de uitleg van de WNT en geeft aan dat deze componenten kunnen worden opgenomen in de vertrekregeling, zonder dat deze worden genormeerd door de WNT.

Kamervragen

Oud-minister Plasterk heeft naar aanleiding van Kamervragen over dit onderwerp bevestigd dat de vergoeding en de kosten voor rechtsbijstand en outplacement tot de bezoldiging en niet tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden gerekend (Kamerstukken Tweede Kamer 2015-16, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1148). De motivering hiervan is dat deze kostenvergoedingen belastbaar zijn op grond van artikel 1.1 aanhef en sub e WNT. Dit is wederom een andere lezing van de wettekst en in strijd met de (latere) jurisprudentie.

Conclusie

Gelet op al het bovenstaande, kan worden geconcludeerd dat het niet geheel duidelijk is onder welke noemer de kosten voor outplacement en juridische bijstand vallen. Het is wel duidelijk dat deze vergoedingen niet als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de vereisten uit artikel 4 Uitvoeringsregeling WNT. Of deze kosten echter als bezoldiging worden gezien of onder de uitzonderingen vallen, is grotendeels een fiscale toets. Op grond van de rechtspraak en Kamervragen wordt hier echter een bredere uitleg aan gegeven. Bij toekenning van deze kosten is maatwerk geboden. Wij kunnen u hierbij van dienst zijn en meedenken over de juiste regeling!