Woningbouw in de nabijheid van een bedrijventerrein: maatwerkvoorschriften, het geluidsbeleidsplan en de dynamische verwijzing naar parkeerbeleid

21 juni 2017, laatst geüpdatet 11 september 2024
Het bouwen van woningen in de buurt van een bedrijventerrein heeft nogal wat voeten in de aarde. Enerzijds moet het goede woon- en leefklimaat van de te bouwen woningen zijn gewaarborgd en anderzijds mag dit de aanwezige bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering. In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1541) wordt een oordeel geveld over een bestemmingsplan van de gemeente Arnhem dat voorziet in de realisatie van 200 won...
Jasper Molenaar 
Jasper Molenaar 
Advocaat - Partner
In dit artikel
Het bouwen van woningen in de buurt van een bedrijventerrein heeft nogal wat voeten in de aarde. Enerzijds moet het goede woon- en leefklimaat van de te bouwen woningen zijn gewaarborgd en anderzijds mag dit de aanwezige bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering. In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 juni 2017 ( ECLI:NL:RVS:2017:1541) wordt een oordeel geveld over een bestemmingsplan van de gemeente Arnhem dat voorziet in de realisatie van 200 woningen. Een aantal bedrijven komt hier tegen op.

Onaanvaardbare geluidsbelasting
Een van de bedrijven vreest een beperking van haar bedrijfsactiviteiten als gevolg van de toegestane woningen die in het plan zijn voorzien aan de overzijde van de weg. Volgens het bedrijf is de geluidbelasting bij deze woningen onzorgvuldig onderzocht en zal sprake zijn van een onaanvaardbare geluidbelasting ter plaatse. Het bedrijf voert aan dat het onderzoek naar de akoestische aspecten van haar bedrijf ondeugdelijk is, omdat de raad ten onrechte is uitgegaan van toekomstige maatwerkvoorschriften, als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) voor haar bedrijf.

Toekomstige maatwerkvoorschriften
In het milieuaspectenonderzoek dat in het kader van dit plan is uitgevoerd staat dat voor de bedrijfsvoering van het bedrijf niet is uitgegaan van de huidige maatwerkvoorschriften die door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, maar van maatwerkvoorschriften die het bevoegd gezag voornemens is vast te stellen. De Afdeling overweegt dat de raad zich op basis van de ten tijde van de vaststelling van het plan beschikbare stukken niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de maatwerkvoorschriften, die naar haar oordeel moeten worden opgesteld ten behoeve van het plan, niet zullen leiden tot een beperking van de representatieve als zodanig ook bestemde, bedrijfsactiviteiten van het bedrijf. Ook is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende onderbouwd dat met die voorgenomen maatwerkvoorschriften ter plaatse van de voorziene woningen aan het Activiteitenbesluit zal kunnen worden voldaan.

De Afdeling acht hierbij van belang dat aannemelijk is dat het bedrijf als gevolg van het voorgenomen maatwerkvoorschrift met betrekking tot het laden en lossen aan de voorzijde in de avond- en nachtperiode, gedurende die periode staal niet meer direct in en vanuit de daarvoor bestemde bedrijfshal kan worden geladen en gelost, terwijl dit thans wel gebeurt. Ook is aannemelijk dat dit van belang is voor haar bedrijfsactiviteiten. De raad stelt daar nog tegenover dat als mocht blijken dat de maximale geluidsniveaus niet kunnen worden gehaald, hiervoor afwijkende grenswaarden kunnen worden opgenomen in vast te stellen maatwerkvoorschriften. De Afdeling gaat daarin niet mee, omdat onduidelijk is wat daarvan de gevolgen zullen zijn voor de geluidbelasting bij de voorziene woningen.

Voornemen tot het opleggen van maatwerkvoorschrift is mogelijk, maar niet in dit geval
De Afdeling heeft eerder overwogen (uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3269) dat maatwerkvoorschriften in beginsel niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven
te zijn vastgesteld, als de raad er op voorhand in redelijkheid van kon uitgaan dat maatwerkvoorschriften stand zullen houden in een beroepsprocedure. In deze zaak waarin de op te leggen maatwerkvoorschriften ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het bedrijf waaraan de maatwerkvoorschriften worden opgelegd ligt het echter niet in de rede van het in stand houden van de voorgenomen maatwerkvoorschriften uit te gaan zonder dat voldoende inzicht bestaat in de gevolgen van de voorgenomen maatwerkvoorschriften voor het desbetreffende bedrijf en het betreffende onderzoek door te schuiven tot na de vaststelling van het plan.

De Afdeling oordeelt dan ook dat het plandeel met de bestemming "Wonen" niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en berust niet op een ingevolge artikel 3:46 van de Awb vereiste deugdelijke motivering.

Beleidsplan geluid
Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit de toelichting op de plafondwaarden in het beleidsplan Geluid dat voor de opgenomen waarden per geluidsbron, onderscheidenlijk weg- en
railverkeerslawaai en industrielawaai, dient te worden uitgegaan van het cumulatieve geluidsniveau. De stelling van de raad dat in het beleidsplan Geluid niet van gecumuleerde waarden per soort
geluidsbron moet worden uitgegaan en dat het beleidsplan Geluid enkel ziet op het vaststellen van hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting en derhalve op de geluidbelasting
vanwege een individuele bron, volgt de Afdeling niet.

Daarbij is van belang dat in de inleiding van het beleidsplan Geluid staat dat uit de Wgh, de Wet milieubeheer, de WRO (oud), de Woningwet en de APV gemeentelijke taken volgen die tot doel hebben geluidhinder te voorkomen. Bij de uitvoering van deze taken moet volgens de inleiding vaak een belangenafweging worden gemaakt en de nota biedt het kader voor deze belangenafweging: welk geluidniveau vinden wij waar en wanneer nog acceptabel. De raad heeft volgens de Afdeling in het milieuaspectenonderzoek, noch in andere overgelegde rapporten en stukken inzichtelijk gemaakt dat op alle locaties voor de voorziene woningen waar een hogere geluidbelasting dan de plafondwaarde is berekend door middel van het treffen van een bouwkundige voorziening alsnog sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Dynamische verwijzing naar Parkeerbeleid
Dat een bestemmingsplan een verwijzing mag bevatten naar beleidsregels waarin parkeernormen zijn opgenomen heeft de Afdeling al eerder uitgemaakt (zie de uitspraak van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:607). Dit uitgangspunt wordt ook in de onderhavige uitspraak bevestigd. De Afdeling overweegt dat met de inwerkingtreding van de Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2014 per 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening hun gelding hebben verloren in het geval van een bestemmingsplanwijziging. Deze bepalingen hadden onder meer betrekking op parkeren. De raad heeft dit volgens de Afdeling onderkend en heeft met het oog hierop artikel 19 in de planregels opgenomen. Voor de invulling van de parkeernormen wordt verwezen naar de Arnhemse beleidsregels voor parkeren.

Wat betreft de verwijzing naar de gemeentelijke beleidsnotitie "beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003" overweegt de Afdeling dat daarin staat dat voor het bepalen van de parkeernorm gebruik wordt gemaakt van de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 van de beleidsregels. In bijlage 1 zijn parkeernormen opgenomen voor
verschillende functies, waaronder wonen. Daarnaast bevat deze beleidsregel een bijlage met projecten waarbij afspraken zijn gemaakt over de toe te passen parkeernormen. Het project waarin het onderhavige plan voorziet is in die lijst opgenomen. Dit brengt naar het oordeel van de Afdeling evenwel niet met zich mee dat bij dergelijke projecten geen parkeernorm meer geldt. Die omstandigheid brengt derhalve niet met zich dat de verwijzing naar het beleid rechtsonzeker is.

Evenwel overweegt de Afdeling dat, anders dan artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro voorschrijft, in de planregel niet is aangegeven op de uitoefening van welke bevoegdheid artikel 19
van de planregels betrekking heeft. Gelet hierop biedt dit artikel onvoldoende waarborg om te worden gehanteerd als toetsingsnorm bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen en staat niet vast dat in het kader van een procedure over de omgevingsvergunning eventuele bezwaren over de toegepaste parkeernorm naar voren kunnen worden gebracht. De dynamische verwijzing gaat dus alsnog onderuit. De raad wordt opgedragen om dit gebrek, alsmede bovengenoemde onderdelen, te herstellen.

Wilt u meer weten over bestemmingsplannen in relatie tot geluid en dynamische verwijzingen? Neem contact op met Jasper Molenaar.

Gerelateerd

Verhuurders opgelet! De Wet betaalbare huur is in werking getreden

In een eerder artikel informeerden we u over de hoofdlijnen van de Wet betaalbare huur die vanaf 1 juli 2024 in werking is getreden. Deze wet heeft als doel de...

Advies aan de Hoge Raad dat huurprijswijzigingsbeding niet oneerlijk is

Er gloort licht voor verhuurders! Enige tijd geleden heeft de rechtbank Amsterdam prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de indexatiebedingen in...

Tijdelijke huurovereenkomsten afgeschaft behalve voor deze groepen

Per 1 juli 2024 is de Wet vaste huurcontracten en het daarbij behorende Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomsten in werking getreden. Daarmee...

Wet betaalbare huur aangenomen en van kracht vanaf 1 juli 2024!

Op 25 juni 2024 heeft ook de Eerste Kamer ingestemd met de Wet betaalbare huur. Daarmee is de inwerkingtreding van de wet op 1 juli 2024 een feit. De gevolgen...

Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen 2024–2029

Flexwoningen bieden een snelle oplossing voor het woningtekort in Nederland. Het tijdelijke karakter maakt investeerders echter huiverig vanwege onzekerheid...

Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over oneerlijk (proces)kostenbeding

Eerder schreven we u al over de mogelijke gevolgen van de uitspraken waarin werd geoordeeld dat de overeengekomen huurverhogingsbedingen bij woonruimte...
No posts found