1. Home
  2. Omgevingswet
  3. Wettekst
  4. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
  5. Afdeling 1.3 Zorg voor de fysieke leefomgeving
  6. 1.7a Verbod activiteit met aanzienlijke nadelige gevolgen

Artikel 1.7a Verbod activiteit met aanzienlijke nadelige gevolgen

Navigatie
|
Wettekst
BIJLAGE

1. Het is verboden een activiteit te verrichten of na te laten als door het verrichten of nalaten daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan.

2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de toepassing van het eerste lid uitgewerkt of begrensd. De uitwerking of begrenzing strekt in ieder geval ter uitvoering van de richtlijn milieustrafrecht en heeft betrekking op:                                                                                                                                                             

a. de omvang van de nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving,                                                             

b. de gevallen waarin het eerste lid van toepassing is.

Memorie van Toelichting: artikelsgewijze toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3, p. 131-132)

Het voorgestelde artikel 1.7a bevat een strafrechtelijk handhaafbaar verbod om een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan. Het artikel is een vangnet: de toepassing is begrensd tot gevallen die niet onder meer specifieke regels vallen (artikel 1.8, tweede lid). Het gaat niet om handelen of nalaten met beperkte gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Er moet sprake zijn van aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Gedacht kan worden aan milieuverontreiniging die aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, bodem of water veroorzaakt. Bij algemene maatregel van bestuur zal de omvang van deze gevolgen nader worden geduid. Artikel 1.7a vormt ook het sluitstuk van de nationale regelgeving ter implementatie van de richtlijn milieustrafrecht (voetnoot: Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PbEU L 328)). Bij algemene maatregel van bestuur zullen gevallen worden aangewezen die met het wettelijke verbod worden geïmplementeerd. Dit betreft onder meer een voortzetting van enkele gevallen die nu onder de zorgplicht van artikel 13 van de Wet bodembescherming vallen.

Artikel 1.7a biedt een uniforme bepaling die voor heel Nederland geldt. De toepassing daarvan is niet afhankelijk van de vraag of er sprake is van een nationaal of decentraal belang. Daarom wordt voorgesteld deze bepaling, net als de algemene zorgplichten, in hoofdstuk 1 van de Omgevingswet op te nemen. Daarmee wordt voor heel Nederland gewaarborgd dat tegen verwijtbaar handelen of nalaten dat leidt tot aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving zo nodig strafrechtelijk kan worden opgetreden, als over die activiteit of dat nalaten geen specifieke regels zijn gesteld.