Niet-zelfbewoningsclausule onder omstandigheden onredelijk bezwarend
De rechter toetst ambtshalve aan de (on)eerlijkheid van de veelgebruikte niet-zelfbewoningsclausule in een koopovereenkomst van een woning.
De rechter toetst ambtshalve aan de (on)eerlijkheid van de veelgebruikte niet-zelfbewoningsclausule in een koopovereenkomst van een woning.
Bij het bepalen van voordelen uit een deelneming (winst bij verkoop, dividenden) die vallen onder de deelnemingsvrijstelling, moet niet alleen rekening worden gehouden met deze voordelen, maar moeten bij het bepalen van de winst ook buiten aanmerking blijven de kosten ter zake van de aan- of verkoop van die deelneming. Over de vraag wat concreet onder aan- en verkoopkosten dient te worden verstaan, bestaat veel onduidelijkheid, ook omdat de wetsgeschiedenis nauwelijks aanknopingspunten bevat over de uitleg van dit begrip. De Hoge Raad heeft eerder (7 december 2018) een belangrijk arrest gewezen waarin een aantal (maar niet alle) relevante aspecten in deze discussie aan de orde komen. Op 22 december 2023 heeft de Hoge Raad in een tweede arrest een wezenlijke nuance op aangebracht.
De Hoge Raad heeft op 12 januari 2024 twee belangwekkende arresten gewezen over het aanvangsmoment van de korte verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW. Deze termijn begint te lopen op het moment dat de benadeelde zowel met i. de schade – nadeel geleden als gevolg van tekortschietend of foutief handelen – als ii. de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. In de arresten bestendigt de Hoge Raad de lijn uit het Belastingadvies Maltaroute-arrest, waarin het begrip ‘bekendheid’ subjectief wordt uitgelegd: gebrek aan kennis en inzicht bij de benadeelde om de deugdelijkheid van de geleverde prestatie te beoordelen, kan aan de aanvang van de verjaringstermijn in de weg staan.
Intellectual property rights (IP) play an important and pivotal role in fostering collaborations between parties engaged in research, development and exploitation of products/services. However, drafting effective IP agreements that comprehensively cover the IP involved comes with its challenges. In this article we will provide some valuable insights that can elevate IP contracts, providing a robust foundation for seamless business collaborations.
Op 21 november 2023 heeft de ACM de Marktverkenning ICT in de zorg gepubliceerd die KPMG in 2020 voor haar heeft uitgevoerd. Publicatie heeft even op zich laten wachten omdat Chipsoft (hoger) beroep had ingesteld tegen het besluit om de volledige verkenning te publiceren. Tussen het moment van uitvoering van de marktverkenning en de uiteindelijke publicatie heeft de ACM niet stilgezeten. Een update.
Laatste update: Ministerraad ingestemd met wetsvoorstel digitaal vergaderen dat dit permanent mogelijk maakt.
In het kader van het verlenen van ICT-diensten aan financiële entiteiten is er niet zelden sprake van een complexe keten van ICT-uitbesteding waarbij externe ICT-dienstverleners een of meer onderaannemingsovereenkomsten kunnen sluiten met andere externe ICT-dienstverleners. Deze onderuitbesteding van ICT-diensten doet echter niet af aan de verantwoordelijkheden van de financiële entiteiten en hun bestuursorganen om hun risico's te beheren. Vandaar ook dat in artikel 30 lid 2 sub a van de DORA staat dat in IT-contracten met een derde aanbieder van ICT-diensten o.m. worden vastgelegd of onderuitbesteden van ICT-diensten is toegestaan bij kritieke of belangrijke functies. Hierover verscheen onlangs een concept RTS; een document met aanvullende regelgeving. Deze RTS gaat in op de vraag wanneer uitbesteding is toegestaan en waaraan dan voldaan moet worden. Een korte analyse.
In een uitspraak van 13 november 2023 oordeelde de rechtbank Rotterdam dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) aan Samsung Electronics Benelux B.V. (Samsung) terecht een boete van circa EUR 39 miljoen heeft opgelegd. Ook volgens de rechtbank zou Samsung zich schuldig hebben gemaakt aan het ongeoorloofd uitoefenen van invloed op de retailprijzen van televisies van zeven detailhandelaren in de periode 2013 – 2018.
Op 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking getreden. De Wtza introduceert onder meer een vergunningplicht. De vergunningplicht geldt ook voor onderaannemers van een zogenaamde «lege huls», pgb-aanbieders, aanbieders van onverzekerde zorg en eerstelijns zorgaanbieders die de grens van tien zorgverleners overschrijden (bij Wlz-zorg en Zvw-zorg) dan wel medisch specialistische zorg verlenen.
Het inkoopbeleid van zorgkantoren vormt met regelmaat het onderwerp van juridische geschillen tussen zorgaanbieders en -inkopers. In wezen draaien deze geschillen veelal om de vrees van zorgaanbieders dat de (aangekondigde) vergoedingssystematiek niet adequaat rekening houdt met hun belangen en/of dat zij geen reële tarieven zullen ontvangen. Afgelopen maanden liet de rechter zich meermaals uit over de (on)rechtmatigheid van het inkoopbeleid van diverse zorgkantoren. In deze blogreeks nemen wij drie relevante uitspraken onder de loep. Onderstaande blog ziet op de (begrenzing van de) beleidsvrijheid van zorgkantoren. Het aangekondigde Wlz-inkoopbeleid van Zorgkantoor CZ staat daarbij centraal.
Variabele rente bij consumentenkrediet is sinds 2012 ‘trending topic’ en heeft tot meerdere compensatieregelingen geleid. Naar aanleiding van uitspraken van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD) zijn er – op dringende aanmoediging van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) - door diverse kredietverstrekkers zelfs vergaande compensatieregelingen opgesteld voor mensen die een consumentenkrediet hadden met een variabele rente. De rechtspraak kiest weer een heel andere insteek over dit onderwerp, waarbij het hof Arnhem Leeuwarden een andere lijn volgt dan het hof Amsterdam en het hof Amsterdam recentelijk van koers gewijzigd is.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 11 oktober 2022 arrest gewezen over het opslagwijzigingsbeding bij hypotheken met een variabele rente, de zogenaamde Euribor-hypotheken (ECLI:NL:GHDHA:2022:1983) . Dit arrest is de [voorlopig] laatste schakel in een reeks jurisprudentie over een opslagwijzigingsbeding bij variabelrentende hypotheken, die consumenten hadden afgesloten bij ABN AMRO en Fortis. De rentebetalingen bestonden bij deze hypothecaire leningen uit het variabele Euribor rentetarief vermeerderd met een opslag. De leningsdocumentatie bevatte bedingen op grond waarvan de bank de opslag eenzijdig mocht wijzigen (de “Wijzigingsbedingen”). In de collectieve 'Stop de Banken' procedures is de geldigheid van deze Wijzigingsbedingen getoetst aan de Richtlijn Oneerlijke Bedingen. Na het arrest van de Hoge Raad waarin een helder kader geschetst heeft, is het geding verwezen naar het hof Den Haag.