1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. CZ Zorgkantoor stelt (te) vergaande eisen aan de governance van zorginstellingen

CZ Zorgkantoor stelt (te) vergaande eisen aan de governance van zorginstellingen

Eind maart 2015 heeft CZ Zorgkantoor instellingen die zorg verlenen op grond van de Wlz geïnformeerd over de eisen die CZ - in het kader van de zorginkoop 2016 - stelt ten aanzien van de governance van zorginstellingen. De eisen die CZ stelt gaan veel verder dan de eisen die voortvloeien uit de Zorgbrede Governancecode 2010.Aanleiding voor de brief van CZ is een beleidsbrief van de Minister van VWS d.d. 22 januari jl., waarin de Minister liet weten voornemens te zijn om - in goed overleg met...
Leestijd 
Auteur artikel Koen Mous
Gepubliceerd 14 april 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Eind maart 2015 heeft CZ Zorgkantoor instellingen die zorg verlenen op grond van de Wlz geïnformeerd over de eisen die CZ - in het kader van de zorginkoop 2016 - stelt ten aanzien van de governance van zorginstellingen. De eisen die CZ stelt gaan veel verder dan de eisen die voortvloeien uit de Zorgbrede Governancecode 2010.

Aanleiding voor de brief van CZ is een beleidsbrief van de Minister van VWS d.d. 22 januari jl., waarin de Minister liet weten voornemens te zijn om - in goed overleg met de sector - tot ‘uitbreiding’ van de Zorgbrede Governancecode 2010 over te gaan. CZ heeft dit overleg kennelijk niet willen afwachten en is geheel zelfstandig overgegaan tot herdefiniëring van governance-voorschriften.     In de brief schrijft CZ dat de door haar gestelde eisen voortvloeien uit de Zorgbrede Governancecode 2010. CZ noemt 13 voorschriften die uit deze code zouden voortvloeien en die volgens CZ statutair verankerd moeten worden. CZ stelt verder als voorwaarde dat effectief uitvoering wordt gegeven aan de voorschriften en dat zowel die verankering als die uitvoering voor CZ kenbaar moet zijn.

Opvallend is dat de nogal vergaande eisen van CZ geen directe grondslag vinden in de Zorgbrede Governancecode 2010 en als zodanig evenmin voortvloeien uit de beleidsbrief van de Minister. Opmerkelijk is bovendien dat CZ stelt dat het ‘pas toe of leg uit’-beginsel, dat zo kenmerkend is voor de Zorgbrede Governancecode 2010, geheel of gedeeltelijk (de brief is op dit punt niet erg duidelijk) buiten toepassing stelt.

Zorginstellingen doen er verstandig aan goed nota te nemen van de eisen die CZ stelt bij de zorginkoop. Instellingen die niet voldoen aan de eisen van CZ lopen het risico uitgesloten te worden van de zorginkoopprocedures. Een pragmatische oplossing is dan om de statuten in overeenstemming te brengen met de door CZ gedicteerde voorschriften. Instellingen die principiële bezwaren hebben tegen het dictaat van CZ kunnen een stap naar de rechter overwegen. Het zou niet de eerste keer zijn dat een rechter tot de conclusie komt dat een voorschrift dat een zorgverzekeraar of zorgkantoor stelt bij de zorginkoop zodanig onredelijk is dat dit voorschrift niet gehandhaafd kan worden. Wellicht dat dit ook geldt voor de eisen die CZ nu stelt. Of deze eisen de toets der kritiek kunnen doorstaan, is onzeker. In het verleden heeft de rechter weliswaar geoordeeld over concrete voorschriften die gesteld worden bij inkoopprocedures en die betrekking hebben op de naleving van de Zorgbrede Governancecode 2010, maar voorschriften als nu door CZ gesteld worden zijn nog niet eerder aan een redelijkheidstoets onderworpen.

De door de Minister aangekondigde aanscherping van governance-voorschriften is op zichzelf een goede zaak, zeker indien dit - zoals de Minister beoogt - in overleg met de brancheorganisaties en de zorginstellingen geschiedt. De handelwijze van CZ is echter prematuur. Bovendien zijn de eisen die CZ stelt erg formalistisch en gaan ze voorbij aan de inhoud. Verschillende eisen zijn ook erg vaag, hetgeen rechtsonzekerheid in de hand werkt. Het is daarom de vraag waarom CZ de uitkomst van het debat dat de Minister wil aangaan met de sector niet gewoon afwacht.