De zesmaandenregeling in de overdrachtsbelasting vanaf 1 januari 2021

10 mei 2021
In artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is een tegemoetkoming opgenomen voor de situatie dat een onroerende zaak binnen een periode van zes maanden enkele malen wordt verhandeld en steeds in andere handen komt. Dit is de zogenoemde “zesmaandenregeling” waarmee cumulatie van overdrachtsbelasting wordt voorkomen. Op 1 januari 2021 is de zesmaandenregeling gewijzigd als onderdeel van de inwerkingtreding van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting. Wij signaleren dat de gewijzigde zesmaandenregeling niet in alle gevallen op de juiste wijze wordt toegepast. Daarom beschrijven wij in deze blog de wijziging en lichten aan de hand van enkele casusposities de reikwijdte van de (gewijzigde) zesmaandenregeling toe.
Gerton Rademaker
Gerton Rademaker
Fiscalist - Partner
In dit artikel

Wettelijke systematiek (hoofdlijnen)

Tot en met 31 december 2020 was het gewone tarief voor de heffing van overdrachtsbelasting 6% en gold voor de verkrijging van woningen een verlaagd tarief van 2%. De heffingsgrondslag bij een reguliere verkooptransactie werd tot en met 31 december 2020 als volgt vastgesteld.

  1. De waarde (in het economische verkeer) van de verkregen onroerende zaak waarbij de waarde ten minste gelijk is aan de tegenprestatie (heffingsgrondslag).

  1. Bij een verkrijging binnen zes maanden na een vorige verkrijging van dezelfde onroerende zaak door een ander wordt de heffingsgrondslag verminderd met het bedrag waarover bij de vorige verkrijging was verschuldigd hetzij overdrachtsbelasting hetzij btw die in het geheel niet in aftrek kon worden gebracht (heffingsgrondslagvermindering).

  1. De vergoeding die de verkrijger aan de verkoper betaalt ter compensatie van het onder 2. genoten voordeel maakt deel uit van de tegenprestatie (waarover overdrachtsbelasting is verschuldigd).

Na de inwerkingtreding van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting op 1 januari 2021 zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd.

  • Het gewone tarief is verhoogd van 6% naar 8% (waarschijnlijk wordt het gewone tarief per 1 januari 2023 verder verhoogd naar 10,1%).
  • Het toepassingsbereik van het 2% tarief is beperkt door aanvullende eisen te stellen.
  • De startersvrijstelling is ingevoerd.

Als gevolg van deze wijziging is de hiervoor onder punt 2. genoemde heffingsgrondslagvermindering gewijzigd in een belastingvermindering indien bij de voorgaande verkrijging het 2%-tarief is toegepast.

Casusposities

Wij illustreren de wijziging van de zesmaandenregeling aan de hand van een aantal casusposities waarbij het uitgangspunt is dat A de onroerende zaak heeft verkregen voor € 1.000.000 en deze onroerende zaak vervolgens binnen de termijn van zes maanden levert aan B voor € 1.200.000. Wij beperken ons tot de systematiek en houden bij het berekenen van de verschuldigde overdrachtsbelasting geen rekening met commerciële aspecten (zoals bijvoorbeeld de verdeling van het voordeel als gevolg van de zesmaandenregeling).

Casus 1: verkrijging A (in 2020) met toepassing 6%; verkrijging B (in 2021) met toepassing 8%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 6%)

€ 60.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 - € 1.000.000) x 8%

€ 16.000 +

Totaal

€ 76.000

Bijzonderheid

Vanwege de heffingsgrondslagvermindering is B € 80.000 minder aan overdrachtsbelasting verschuldigd terwijl A € 60.000 aan overdrachtsbelasting heeft voldaan. Indien de afspraak is dat B het door hem genoten belastingvoordeel betaalt aan A, ontvangt A een hoger bedrag aan compensatie dan A zelf heeft betaald.

Casus 2: verkrijging A (in 2020) met toepassing 2%; verkrijging B (in 2021) met toepassing 8%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 2%)

€ 20.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 x 8%) - € 20.000

€ 76.000 +

Totaal

€ 96.000

Bijzonderheid

Als gevolg van het gewijzigde regime per 1 januari 2021 (belastingvermindering in plaats van heffingsgrondslagvermindering) resulteert de toepassing van het 2%-tarief bij de verkrijging door A voor beide verkrijgingen tezamen uiteindelijk in een hogere belastingdruk (in dit voorbeeld € 20.000).

Casus 3: verkrijging A (in 2020) met toepassing 2%; verkrijging (in 2021) met toepassing 2%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 2%)

€ 20.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 x 2%) - € 20.000

€ 4.000 +

Totaal

€ 24.000

Casus 4: verkrijging A (in 2021) met toepassing 8%; verkrijging B (in 2021) met toepassing 8%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 8%)

€ 80.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 - € 1.000.000) x 8%

€ 16.000 +

Totaal

€ 96.000

Casus 5:verkrijging A (in 2021) met toepassing 2%; verkrijging B (in 2021) met toepassing 8%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 2%)

€ 20.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 x 8%) - € 20.000

€ 76.000 +

Totaal

€ 96.000

Bijzonderheid

Bij een (door)levering binnen de zesmaandstermijn is het de vraag of bij de verkrijging door A wel aan de voorwaarden voor de toepassing van het 2%-tarief is voldaan. Indien achteraf zou blijken dat A ten onrechte het verlaagde tarief van 2% heeft toegepast, zou de heffing als volgt verlopen.

  • Bij A zou € 1.000.000 x (8% - 2%) = € 60.000 worden nageheven.
  • B heeft vanwege de zesmaandenregeling recht op een teruggaaf van € 60.000.

De belastingvermindering wordt dus omgezet in een heffingsgrondslagvermindering. Met dit risico zou rekening moeten worden gehouden bij de verkoop door A aan B.

Casus 6: verkrijging A (in 2021) met toepassing 8%; verkrijging B (in 2021) met toepassing 2%

Verkrijging door A (€ 1.000.000 x 8%)

€ 80.000

Verkrijging door B (€ 1.200.000 - € 1.000.000) x 2%

€ 4.000 +

Totaal

€ 84.000

Bijzonderheid

Zonder toepassing van de zesmaandenregeling zou B € 24.000 aan overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. De compensatie die B aan A zal willen betalen, zal dus aanzienlijk lager zijn dan de € 80.000 aan overdrachtsbelasting die A aan de belastingdienst heeft voldaan.

Casus 7: verkrijging A (in 2021) met startersvrijstelling; verkrijging B (in 2021) met toepassing 8%[1]

Verkrijging door A (toepassing startersvrijstelling)

€ 0

Verkrijging door B (€ 1.200.000 x 8%)

€ 96.000 +

Totaal

€ 96.000

Bijzonderheid

Vanwege de toepassing van de startersvrijstelling door A is de zesmaandenregeling niet van toepassing. Wij verwijzen echter naar de in casus 5 genoemde bijzonderheid. Indien A ten onrechte de startersvrijstelling zou hebben toegepast (en het tarief 8% blijkt te zijn), zou het navolgende gelden.

  • Bij A zou € 1.000.000 x 8% = € 80.000 worden nageheven.
  • Bij B ontstaat vanwege de toepassing van de zesmaandenregeling een recht op teruggaaf van € 80.000.

Belang voor de praktijk

De vanaf 1 januari 2021 geldende tariefwijziging overdrachtsbelasting heeft ook geresulteerd in een aanpassing van de zesmaandenregeling. De ervaring leert dat de bij een vastgoedtransactie betrokken partijen zich dit niet altijd realiseren en het eindresultaat daardoor anders wordt dan de betrokken partijen voor ogen hadden. Vandaar dat wij in deze blog aan de hand van een aantal casusposities en cijfervoorbeelden de systematiek van de gewijzigde zesmaandenregeling hebben beschreven.
Mocht u vragen hebben over de zesmaandenregeling en de Wet differentiatie overdrachtsbelasting, neemt u dan gerust contact op met Gerton Rademaker en/of Hugo Bahlman.


[1] Om de startersvrijstelling in dit voorbeeld te kunnen toepassen is van belang dat A de onroerende zaak vóór 1 april 2021 heeft verkregen.

Gerelateerd

Certificering van aandelen: zo maakt u als DGA uw onderneming toekomstbestendig

Wat houdt certificering van aandelen in voor DGA’s en hun onderneming? Bij certificering van aandelen draagt de DGA zijn aandelen over aan een stichting...

Tijdig starten met bedrijfsopvolging: het belang van een gestructureerd tijdspad voor de BOR

Veel DGA’s schuiven bedrijfsopvolging voor zich uit. Begrijpelijk, want de dagelijkse bedrijfsvoering vraagt al genoeg aandacht. Het gevaar is echter dat de...

Beleggen in privé (box 3) of via uw BV (box 2) welke route past bij u?

Als DGA (directeur-grootaandeelhouder) heeft u naast uw onderneming vaak ook privévermogen opgebouwd. Dit kan bijvoorbeeld door de (gedeeltelijke) verkoop van...

Hoe werkt de tegenbewijsregeling in box 3?

Indien het werkelijk rendement op uw vermogen in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement dat door de Belastingdienst in aanmerking is genomen, kunt u...

Fiscale regelingen bij bedrijfsopvolging: BOR en DSR

Een bedrijfsopvolging brengt vaak niet alleen emotionele, maar ook fiscale uitdagingen met zich mee. Het is namelijk van groot belang dat bij de overgang van...

Belastingplan 2026: de belangrijkste maatregelen van Prinsjesdag 2025

Op Prinsjesdag, 16 september 2025, heeft het kabinet de fiscale plannen voor het komende jaar onthuld in het Belastingplan 2026. Wat betekenen deze nieuwe...
No posts found